50PLUS over de gaswinning in Groningen

Eerder deze week behandelde de Eerste Kamer het Wetsvoorstel Beëindiging Gaswinning Groningenveld. Onderstaand vindt u de bijdrage in het debat en de motie die namens 50PLUS door sneator van Rooijen werd ingediend.

Bijdrage Martin van Rooijen (50PLUS)

Wetsvoorstel Beeindiging Gaswinning Groningenveld 36.441 

Voorzitter, alvorens ik naar de inhoud toe ga, wil ik eerst iets kwijt over de reactie van de staatssecretaris op de behoefte van dit Huis om de argumenten voor of tegen het sluiten van de gaswinning in Groningen toch nog eens goed te wegen.

Het klonk als: “Waar haalt de Eerste Kamer het lef vandaan om het met mij oneens te zijn? Nog één keer zo’n brutaliteit en dan kom ik niet meer. Dan treed ik af en ga ik in de Tweede Kamer zitten”. Voorzitter, naar ik begreep is er een intern D66 onderzoek waaruit blijkt dat de politici van die partij zich ‘betweterig’ opstellen. De reactie van deze D66 staatssecretaris was niet alleen betweterig, maar zelfs arrogant. Richting minachting voor het parlement!

Ik was echt onthutst toen ik dit hoorde. Allereerst, het kabinet is demissionair. U ook. Bij een demissionaire status past bescheidenheid. U kunt ons dus niet onder druk zetten door met weggaan te dreigen. Dan zeggen wij: “Nou, als u het niet meer leuk vindt, ga uw gang! De helft van uw ploeg zwerft al elders, wij hopen dat de laatste het licht uitdoet”. 

Maar misschien bedoelde u met uw boosheid om naar Groningen uit te stralen dat u voor de mensen daar ècht door het vuur gaat. Natuurlijk werkt u met engagement. Dat doen wij hier trouwens allemaal. En Groningen gaat ons ook aan het hart. Maar, zoals de staatssecretaris weet, deze chambre de réflection, dit Huis van “toch nog eens goed nadenken”, heeft als extra taak om, heel nuchter, elke vraag te stellen die gesteld moet worden. 

Dat is soms best wel eens lastig, maar het is een noodzakelijk element van de zorgvuldige weging van het regeringsbeleid door de Staten-Generaal. Wij gaan hier niet voor de populariteitsprijs, maar voor het belang van onze totale samenleving en we wegen het Europees belang er ook nog graag bij.

Al die belangen, voorzitter, zijn nooit in steen gebeiteld. Omstandigheden veranderen en belangen verschuiven. Mijn fractie constateert dat Nederland op meerdere terreinen actief is in een actueel conflict op Europese bodem, tegen de expansieve bewegingen van de Russische Federatie. Er wordt steeds meer gesproken, ook door de regering, in termen van “Poetin moet verslagen worden” en “Ukraïne moet winnen”. 

Ook mijn fractie wil in deze termen spreken om het gevaar van Russische expansie met gepaste kracht en eensgezindheid tegemoet te treden. Er bekruipt mij echter een unheimisch gevoel, omdat wij met het volledig en definitief sluiten van ons grootste gasveld, opzettelijk een nieuwe kwetsbaarheid laten ontstaan. Ik kan niet kijken in het hoofd van de Russische president, maar ik kan zeker niet uitsluiten dat een verdere afname van de Europese energie flexibiliteit, als gevolg van het sluiten van het Groninger gasveld, strategisch bij wijze van spreken van grotere waarde is (voor Rusland) dan het leveren van F16’s aan Ukraine. Hoe ziet het kabinet dat? 

Ga er maar van uit dat Poetin deze wet met applaus begroet. Alles wat de kwetsbaarheid van de Europese Unie vergroot, zonder dat hij zelf een vinger uit hoeft te steken, kan in Moskou op enthousiasme rekenen. Realiseert het kabinet zich dit? Hoe leggen wij dit uit aan onze Europese partners? Hoe communiceren we hierover met Groningen? Wat zegt de staatssecretaris hierover?

Doen wij de Groningers recht door hun te beloven dat hun belang hoe dan ook boven elk ander belang gaat? Mogen zij dit zelfs van ons verwachten? Even voor alle duidelijkheid: het gaat niet om het doorpompen, maar alleen om het grote Groninger gasveld beschikbaar te houden.

Ik luister voorzitter, heel erg goed zelfs, als luitenant-admiraal Rob Bauer stelt, ik citeer: “Van een tijdperk waarin alles planbaar, voorspelbaar, controleerbaar en gericht op efficiëntie was, naar een tijdperk waarin alles op elk moment kan gebeuren. Een tijdperk waarin we het onverwachte moeten verwachten”. Minister Ollongren is het met hem eens dat lidstaten, dus ook Nederland, zich mentaal moeten voorbereiden op een situatie “waarin we veel gaan vragen van de samenleving”. “We moeten alle ketens op orde hebben”, zo zegt minister Ollongren. Dus óók Groningen, zou ik zeggen, voorzitter!

Mijn fractie vindt natuurlijk ook dat de wissel die bijna vanzelfsprekend tientallen jaren eenzijdig is getrokken op de inwoners van Groningen niet te verdedigen is. Het is niet het enige dat bestuurlijk fout is gegaan. Het is heel goed als overheid en politiek veel kritischer in de spiegel kijken. Dat gezegd hebbend mag het ook niet zo zijn dat een gemaakte fout een volgende fout als het ware gaat excuseren.

Als er straks, om wat voor reden ook, schaarste, oorlog, crisis, energietransitie, allemaal dreigingen of uitdagingen die direct te maken hebben met het welzijn van mensen, en die nu om ons heen cirkelen,  als dus straks bij wijze van spreken elk putje moet worden omgedraaid om nog ergens gas te vinden, terwijl wij een grote en winbare voorraad definitief onwinbaar zouden hebben gemaakt, voorzitter, dan stapelen wij toch weer een fout óp een fout!

We botsen sowieso steeds meer op impasses omdat we niet breed genoeg kijken. Neem de energietransitie. Ons enthousiasme liet ons vol inzetten op allerlei initiatieven. Toch vaak zonder nadenken over, soms zelfs hele banale knelpunten. Ons electriciteitsnet kan de benodigde capaciteit nu al niet aan. We moeten terugkomen op toezeggingen aan de voorlopers met het plaatsen van collectoren op hun daken, over het verdienen aan het terugleveren van elektriciteit aan het net. 

Terwijl we elk dier op het land koesteren, komen er voor het opwekken van windenergie, steeds meer gehaktmolens voor vogels. Welke berg afval hebben we straks als de wieken niet recyclebaar blijken? Waterstof is prachtig, maar het opwekken er van kost nog steeds ongeveer evenveel energie als het oplevert. Maar intussen zetten we harde doelstellingen, maken we wetten en sluiten we verdragen, die straks onhaalbaar blijken, maar waarvan nakoming door de milieubeweging via de rechter kan worden afgedwongen. Omdat de rechter niet houdt van strakke regels die achteraf vrijblijvende formuleringen blijken te zijn, en dus lik op stuk geeft. 

We weten nog niet hoe we de electrificatie van het wagenpark kunnen faciliteren met voldoende netcapaciteit en voldoende laadpunten. Om ecologische redenen remmen we bouwactiviteiten, maar we komen enorme aantallen huizen te kort en de koophuizenmarkt kookt over. 

Met onze ecologische haast dreigen wij ondernemingen plus werkgelegenheid het land uit te jagen, zonder dat de aarde er mee opschiet. Want die bedrijven zoeken plaatsen op onze wereldbol waar de eisen minder stringent zijn. Het gaat ten koste van onze economische kracht, maar waar zit dan de ecologische winst?

Voorzitter, wat is er toch allemaal mis met het management van onze overheid? Wanneer houden we eens op met te gaan hollen per thema, zonder de samenhang te zien met het totaal? Voorzitter, ik zou heel graag hier de analyse van de staatssecretaris over horen.

Als je begrijpt wat oorlog is of kan betekenen, als je de woorden over een oorlogseconomie serieus neemt, als je je realiseert wat economische ellende betekent voor de loopbaankansen van jongeren, voor het welzijn van zovele gezinnen, voor het harde werken van zovele ondernemers,  dan had de staatssecretaris ook opgelucht kunnen reageren op de vragen van VVD, BBB, SGP en JA21. 

Zij bieden u immers de gelegenheid om onze spreekwoordelijke ‘Groningse divisie’ in het veld te houden op het moment dat alle andere uitrustingen en wapensystemen die onze krijgsmacht recentelijk heeft besteld, nog wel 5 a 10 jaar op zich laten wachten. 

Uiteraard dankt mijn fractie de Staatssecretaris voor zijn uitvoerige beantwoording, ook in de tweede ronde, van de vragen van VVD, BBB, SGP, JA21 alsmede van mijn fractie. Naar aanleiding van deze antwoorden heb ik nog enkele concrete vervolgvragen: 

De fractie van 50PLUS verbaast zich er over dat, waar steeds duidelijker wordt dat aardgas heel hard nodig zal zijn om alle nodige stappen in de energietransitie te kunnen zetten, de staatssecretaris nu zegt dat het Groningse aardgas daar niet voor in aanmerking hoeft te komen, omdat dit laag-calorisch gas is. Wat wij importeren is bijna allemaal hoog-calorisch gas. 

Maar, voorzitter, waarom wordt er juist uitgerekend in Groningen momenteel een stikstoffabriek gebouwd? Die stikstof gaat toch straks worden gebruikt om dat hoog-calorische importgas laag-calorisch te maken? Omdat dáár de meeste gasinstallaties in Europa op zijn afgesteld? Als dat zo is. dan vervalt toch het argument van de staatssecretaris? Sterker nog, dan moeten wij vaststellen dat ons aardgas juist het meest geschikte is om de energietransitie te faciliteren. 

Voorzitter, zoals u weet heb ik nog deel uitgemaakt van de regeringsploeg van Den Uyl. Ook toen waren er veel dilemma’s. Het hoort bij de politiek, waar altijd belangen botsen. Aan de orde was de afsluiting van de Oosterschelde als een van de hoekstenen van de Deltawerken. 

De Watersnoodramp in 1953 had ons weer eens de harde les geleerd van de noodzaak je steeds goed bewust te zijn van de gevaren die je bedreigen en steeds klaar te zijn om die het hoofd te bieden. Wezenlijk onderdeel van toekomstige veiligheid voor Zeeland was de afsluiting van de Oosterschelde. 

De voorloper van GroenLinks, de PPR, maakte er een zwaar punt van dat de Oosterschelde om ecologische redenen open zou moeten blijven. De PPR wilde in 1976 zelfs het kabinet uit als dat niet het geval zou zijn.

Open of dicht, het sluit elkaar uit. In Delft zijn ze soms slimmer dan in Den Haag en er kwam een briljante oplossing, waarbij open en dicht bediend werden. Een dam die je bij zware storm en hoog water zou kunnen afsluiten. Van heel de wereld zijn zij al bij die slimme dam wezen kijken!

Open of dicht. Het hoeft elkaar niet uit te sluiten. En sinds 1953 zijn we echt niet minder slim geworden. Er moet een oplossing mogelijk zijn om de winning van het gas daar nu te stoppen, maar in geval van nood toch weer bij het gas te kunnen.

Voorzitter, in Zeeland kon het en iedereen is daar nu zeer tevreden over. In Groningen moet een dergelijke dubbele oplossing ook mogelijk zijn. Hoe ziet u dat?

Dan nog iets anders. De NRC gaf ons het afgelopen weekend een soort van update over de onderhandelingen met Shell en Exxon over de afwikkeling van Groningen. Ik begrijp dat de mensen van Financiën weer eens realistischer waren dan andere departementen, waardoor er ook de nodige wrijving was. 

Kan de staatssecretaris ingaan op dat NRC verhaal? Heeft ambtelijk Den Haag te lang een roze bril gedragen? Heeft de overheid in het ene dossier, de schade van Groningen, gedacht zich ruimhartig te kunnen opstellen, omdat het andere dossier, de schadeverdeling met de NAM, toch wel goed zou aflopen?

Zijn ook hier weer coördinatiegaten gevallen, waardoor de linkerhand niet wist wat de rechterhand ging doen? Is daarop ook de vastberadenheid naar de Groningers gebaseerd? 

Wordt Groningen net zoiets als de Toeslagen kwestie? Eerst niet, dan wel, dan alle remmen los, dan daar weer spijt. En geen idee hoe hoog de rekening uiteindelijk wordt? 

Voorzitter. Ik voel de vastberadenheid van het kabinet ten aanzien van dit, reeds door de Tweede Kamer aangenomen wetsvoorstel om de gaswinning in Groningen definitief te beëindigen. In mijn bijdrage heb ik aandacht gevraagd voor diverse omstandigheden die deze vastberadenheid minder vanzelfsprekend zouden moeten maken. 

Rutte IV loop het risico de gechiedenis in te gaan als een ploeg die geleidelijk in verval ging. Er zijn nog nooit zoveel bewindslieden tussentijds verdwenen. Je hebt net de naam van een minister geleerd, of er zit al weer een ander. Zelfs de premier is al bezig met solliciteren! Het economische en ecologisch beleid ging van enthousiaste voornemens naar rafelige uitkomsten. Beleidsuitvoering liep tegen zijn grenzen aan. Het kabinet is moe. Misschien wel doodop. Dat is een sombere conclusie, gegeven de talloze problemen waar we nu mee worstelen. De stemming over Groningen mag dus nooit een zijn van wat zuchten en dan zijn we daar ook gelukkig van af. Nee, voorzitter. Onze tijd is zó onrustig, er gebeuren zóveel dingen, en alles heeft zo met alles te maken, we hebben een regering nodig die uitstraalt de zaken in de hand te hebben en dat elke dag opnieuw waarmaakt. Met een brede blik, voor àlle aspecten en met fonkelende ogen! Kunt u ons zulk engagement laten zien, geachte heer staatssecretaris?

Omdat de uitslag van de stemming al vast lijkt te staan heeft mijn fractie  in eerste termijn  de volgende motie 

De Kamer, gehoord de beraadslaging,

  • overwegende dat er belangrijke toezeggingen zijn gedaan aan Groningen, waarbij onder meer de definitieve sluiting van de putten om aardgas te winnen aan de orde is;
  • overwegende dat  internationale spanningen, onder meer in Ukraïne en in het Nabije Oosten, het afsluiten van energiereserves zich niet verstaan met relevante strategische belangen van Nederland en van zijn bondgenoten;
  • overwegende dat aardgasreserves tevens van onmisbaar belang kunnen zijn voor een voorspoedige energietransitie;

verzoekt de Regering de sluiting van aardgasputten in Groningen nog niet onomkeerbaar te maken en alles in het werk te stellen om een slimme open/dicht oplossing na te streven, die zowel het belang van de Groningers dient, als de grensoverschrijdende strategische en ecologische belangen van Nederland en van zijn bondgenoten.

en gaat over tot de orde van de dag.

 

Van Rooijen. 

 

Mijn fractie wacht de antwoorden van de staatssecretaris met belangstelling af

martin van rooijen

Van Rooijen vecht voor rechten ouderen bij verhoging Wettelijk Minimum Loon

De Eerste Kamer vergaderde dinsdag over het wetsvoorstel extra verhoging Wettelijk Minimum Loon. Martin van Rooijen, voorvechter van de rechten van ouderen, voerde namens 50PLUS het woord. En omdat hier een rechtstreekse koppeling van belangen met de AOW is, is dit een uiterest belangrijk thema. 

Onderstaand de volledige inbreng in het debat. De Eerste Kamer gaat dinsdagavond stemmen over dit wetsvoorstel.

Inbreng Martin van Rooijen (50PLUS) wetsvoorstel extra verhoging WML. 

Voorzitter,

Mijn fractie heeft dubbele gevoelens bij dit wetsvoorstel, wat een uitvloeisel is van het amendement van der Lee. Het gaat om een extra verhoging van het WML, met daarbij handhaving en toepassing van de wettelijk vastgelegde netto-netto koppeling van de AOW en de Bijstand aan het netto minimumloon. Hiervoor is een wetsvoorstel nodig. 

De normale verhogingen van het minimumloon en de daaraan gekoppelde verhoging van de AOW en sociale uitkeringen, vergen geen wetsvoorstellen. 

Het dubbele gevoel ten aanzien van dit wetsvoorstel, zit bij de dekking die in het amendement Van der Lee is vastgelegd. Ik zal dat dubbele gevoel maar direct tot uiting brengen: “dit had nooit mogen gebeuren en niet op deze wijze”. 

Over de dekking is naïef en ondermaats gedebatteerd. Een goed debat was blijkbaar ook niet nodig want de verkiezingen stonden voor de deur en dan passeren ondoordachte plannen met abnormale paden nu eenmaal de revue. Ik noem het niet voor niets een “verkiezingsamendement”. 

De dekking werd uit de fiscale ruif van het ministerie van Financiën geplukt, met tientallen dekkingsmogelijkheden die we in cafetariastijl gepresenteerd krijgen middels “de ombuigingslijst”. Voor elk wat wils: Te hooi en te gras

Van de Lee heeft in zijn zoekijver snel het oog laten vallen op grote posten uit dat overzicht. Aangereikte suggesties zoals de afschaffing van de vrijstelling van de dividendbelasting en beperking van de inkoop eigen aandelen scoort dan bijzonder hoog. “Pak die rijke stinkerds maar aan”.  

Ik heb niet de indruk dat van der Lee zich erg heeft verdiept in de pro’s en contra’s van die afschaffing en als hij dat wel heeft gedaan, dan heeft hij een verkeerde afweging gemaakt. De verkeerde afslag genomen, de afslag naar Veldhoven en ons vermaarde internationale bedrijfsleven gemist. Winst is niet alleen belastbaar maar ook mobiel. De bedrijfsactiviteiten kunnen worden verplaatst of helemaal worden gestaakt, omdat kansen niet meer opwegen tegen de risico’s. Dat wil men bij veel partijen nog wel eens vergeten. 

Heeft hij gedacht aan de gevolgen voor ons vestigingsklimaat? We spreken altijd over bestaanszekerheid voor de burgers, maar er is ook zo iets als bestaanszekerheid voor bedrijven in Nederland. Dat moet gebaseerd zijn op vertrouwen op een consistente overheid, nog sterker op een consistent politiek gedrag. 

Het is toch allerwegen bekend dat bedrijven heel gemakkelijk hun fiscale zetel kunnen verplaatsen en die zetel is bepalend voor de vraag of nog dividendbelasting geheven kan worden? Nog los van de vele andere ‘spillover effecten’ die ook verdwijnen, als de zetels van hoofdkantoren ons land verlaten. 

Hoe gemakkelijk zetelverplaatsing is blijkt bijvoorbeeld uit de verplaatsing van de zetel van een groot Spaans bouwbedrijf Ferrovial naar Nederland, tot grote woede van het Spaanse kabinet. Maar ik denk natuurlijk vooral ook aan Unilever en recentelijk ook SHELL, waarbij ik me niet aan de indruk kan onttrekken dat veel politici hun schouders ophalen bij het risico dat deze iconische bedrijven niet meer “van Nederland” zijn maar hun productie én hun arbeidsvraag over de grens verplaatsen. Be carefull what you wish for lijkt mij in dit verband nog een understatement. Het gaat om onvervangbaar ‘tafelzilver’.  

Het amendement Van der Lee noem ik fiscaal trapezewerk van de bovenste plank! Fiscale piraterij, fiscaal prijsschieten. Groenlinks-PvdA houdt niet van koeien maar wel van melken, zoveel is duidelijk. 

Voorzitter, u merkt, ik kom beeldende woorden tekort. In de Tweede Kamer werd al gesproken over kannibalisme. De Eerste Kamer had het enige wapen met een “tegen”-stem bij het Belastingplan kunnen inzetten. Dat wapen heeft de senaat niet ingezet en nu zitten we met de gebakken peren. Het werd mij in het debat duidelijk dat VVD en BBB niet de stap van verwerping wilden overwegen, laat staan die stap zetten. Ook de novelle-route werd niet gebruikt.

De staatssecretaris gaf aan dat het demissionaire kabinet niet zelf met alternatieve wetsvoorstellen voor dekking zou komen. Wel was hij bereid om in te gaan op het verzoek om een evaluatie, met voorstellen voor alternatieve dekking. 

Inmiddels heeft de Eerste Kamer een brief ontvangen over die alternatieven met een kopie aan de Tweede kamer. De motie Geerdink cs, die mede was ondertekend door mijn fractie werd daarom ingetrokken.

Voorzitter. De eerste zin van mijn bijdrage in het debat over het Belastingplan 2024 luidde: “Ik zal tegen dit belastingplan stemmen”. Nadat ik eerder voor 11 belastingplannen heb gestemd. Dat was primair vanwege het niet volledig toepassen van de wettelijke inflatiecorrectie.

Maar een tweede overweging was het schrappen van de vrijstelling voor inkoop eigen aandelen en het afschaffen van de 30% regeling. Ik stemde tenslotte na moeilijke afweging toch voor, omdat de Senaat zware signalen gaf over wat ook mijn fractie wilde bereiken. 

Mijn fractie blijft van opvatting dat de vrijstelling van de dividendbelasting voor inkoop eigen aandelen moet worden hersteld en dat de 30%-regeling in stand moet blijven, met daarin enkele aanpassingen om voor de hand liggend misbruik aan te pakken. 

Dan nu voorzitter, specifiek het wetsvoorstel dat wij vandaag bespreken. Voorzitter. Ik volgde dit debat over de AOW koppeling in de oude Tweede Kamer met grote zorg. En helaas behoud ik deze zorgen ook met de nieuwe Tweede Kamer 

50PLUS blijft op de hoede. De Tweede kamer is alvast gewaarschuwd: handen af van de AOW en van de koppeling die al bestaat sinds 1976. De zogenaamde netto-netto koppeling van de AOW en de sociale uitkeringen aan het minimumloon. Ja, dat was een besluit van het kabinet den Uyl, maar nog geen wet.

Deze koppeling is sinds 1980 geregeld in de Wet Aanpassingsmechanismen, kortweg de WAM. Deze wet is de voorloper de Wet koppeling met afwijkingsmogelijkheid die in 1992 is ingevoerd. 

Tornen aan de AOW-koppeling of de AOW zelf is politiek spelen met vuur. Het CDA ondervond dat op genadeloze wijze in 1994. Alleen door de AOW iets minder te indexeren dan het minimumloon, werd een neergang ingezet die zijn weerga niet kent. Hoppa 20 zetels eraf. Dat ondervond ook de PvdA, iets later in 2003. Weet u het nog? “Met Bos ben je de klos”. Bos wilde de door hem genoemde ‘rijke ouderen’ extra belasten door AOW premie voor AOW-ers in te voeren. Fiscalisering van de AOW-premie noemen we dat nu. De aap kwam snel uit de mouw. De zogenaamde rijke ouderen, dat bleken alle AOW-ers te zijn met een klein pensioen van 15.000. Ook Bos was toen in 1 klap 20 zetels kwijt. 

Wel of niet koppelen van de AOW is een geliefd politiek gezelschapsspel gebleken, vooral ook bij de Commissie Sociaal Minimum.

Een favoriet onderwerp. In het bijzonder D66 en de ChristenUnie kunnen hun ongeduld moeilijk onderdrukken, zo valt mij op, uit de aanhoudende stroom vragen bij dit wetsvoorstel. Deze partijen vinden het onnodig en veel te duur. Ja dank je de koekoek voorzitter, er zijn steeds meer ouderen, nu al 3,5 miljoen en het gaat naar 4 miljoen. 

De koppeling van het minimumloon aan de Bijstand wordt echter wél vanzelfsprekend geacht. Blijkbaar geldt hier, dat vanwege de kleinere aantallen het minder kostbaar is. Maar voor de individuele mens met bijstand of AOW maakt dat geen verschil. 

Als we het over bestaanszekerheid en het bestaansminimum hebben, dan geldt dat toch niet alleen voor werkenden maar ook voor niet-werkenden? 

Ik merk daarbij op dat veel bijstandsgerechtigden wel degelijk kunnen werken en dus nog een zekere verdiencapaciteit hebben. Maar dat bestaansminimum geldt dan toch zeker ook voor ouderen die niet meer kunnen werken en geen verdiencapaciteit meer hebben? 

Mijn fractie ergert zich dood aan de framing van de ‘rijke ouderen’. Er zijn toch ook veel rijke niet-ouderen?

Voorzitter. Ik ga man en paard noemen. 

Uit het antwoord op vraag 8 van de VVD fractie blijkt dat  600.000 mensen alleen AOW ontvangen. Oftewel 20% van het totaal. 7,4% van de mannen heeft alleen AOW en maar liefst 31,7 % van de vrouwen heeft alleen AOW. U hoort het goed: 1 van de 3 vrouwen

Naast deze 600.000 AOW-ers met alleen AOW worden nog eens 1,5 miljoen AOW-ers getroffen met een zeer klein pensioen. Een enorme groep van 2 miljoen mensen. 

Weten mensen eigenlijk wel wat het mediane pensioen is bij bijvoorbeeld de grote 5 pensioenfondsen? Ik zal u uit de droom helpen met cijfers van het ministerie uit 2021. Het mediane pensioen per jaar lag bij de 5 grote pensioenfondsen tussen de 4.500 en 12.000 euro per jaar. 

De mediaan betekent dat dat de helft van een groep onder de mediaan zit en de andere helft er boven. Voor de pensioenen betekent dit dat bij een mediaan van 4.500, de helft van alle deelnemers een pensioen heeft van minder dan 4.500 euro per jaar, oftewel minder dan 400 euro bruto per maand. 

Begin 2022 volgde ik in de Tweede Kamer het voorstel van het kabinet Rutte IV, dat de AOW werd ontkoppeld van de extra verhoging van het WML met 8,05%. De Tweede Kamer vond het bij die Algemene Beschouwingen nog prima: er werd met groot gemak maar liefst 2,5 miljard bespaard op de AOW uitgaven. Cumulatief voorzitter, komt dat neer op een besparing van 25 miljard in 10 jaar. 

Sommige fracties in de Tweede kamer rechtvaardigden het voorstel door het eenmalig te noemen. Politieke handigheid: Het zo klein mogelijk maken van het voorliggende dilemma. 

Maar het is zo duidelijk structureel, het was niet een ontkoppeling voor 1 jaar maar voor de gehele toekomst. De AOW zal dan als percentage van het bruto minimumloon nooit meer hetzelfde zijn. 

Bij de Algemene Politieke beschouwingen in onze Eerste kamer, kort daarna, zijn 3 moties aanvaard om de koppeling te handhaven. Waaronder ook de motie van 50PLUS. Uiteindelijk is het kabinet door de pomp gegaan en in de voorjaarsnota 2022 werd aangekondigd om de AOW alsnog te koppelen. 

Mijn fractie was ontzet dat er in feite een ‘nieuwe koppeling’ werd uitgevonden. Het kabinet koppelde afschaffing van de IOAOW aan de koppeling van de AOW aan het minimumloon. De hond durfde niet te bijten maar dat maakt niet uit, want dan vindt men wel een kat om u te bijten. 

Zo werd via de aangekondigde afschaffing van de Inkomensondersteuning AOW (IO-AOW), via een achterdeur, de helft van de extra verhoging van 8% weer ongedaan gemaakt. Definitief en structureel. Weg is weg, voor AOW-ers uiteraard. Niet voor de andere begunstigden. 

In regeerakkoord stond dat als compensatie voor het niet koppelen, de ouderenkorting fors zou worden verhoogd. Dat voorzitter, is een dode mus voor veel AOW-ers, want 1 miljoen AOW-ers betalen geen of onvoldoende belasting om de ouderenkorting nog te kunnen verzilveren. Een beter bewijs dat een beleidsrichting is uitgeput is er niet. Maar toch gaat men maar door! Fiscale onkunde eerste klas van Rutte 4. 

Een rommelige en anti liberale fiscale erfenis, waar de VVD in de toekomst nog veel mee te stellen zal krijgen. 

Dat brengt mij op de publicatie van het CBS van 12 april jongstleden onder de kop ”koopkrachtontwikkeling gepensioneerden hapert al geruime tijd”. 

Voorzitter. Het is altijd beter als anderen het zeggen. In dit geval het gerenommeerde Centraal Bureau voor de Statistiek. Feiten en cijfers. 

Over de periode 1989-2022 steeg de koopkracht van de werknemers met 112%, van zelfstandigen met 80%. De gehele bevolking ging er in doorsnee 53% op vooruit. Pensioenontvangers, zo schrijft het CBS letterlijk: “gingen er in al die jaren nauwelijks in koopkracht op vooruit”. 

Dat gemiddelde van 53% koopkrachtstijging voor de gehele bevolking, zegt voor gepensioneerden dus welgeteld helemaal niets. Zij bleven, dankzij overheidsbeleid, gemiddeld steken op ongeveer 0%. Nota bene gemeten over een zeer ruime periode van maar liefst 33 jaar.

Meer recent, zeg de afgelopen 12 jaar, zijn de CBS uitslagen eveneens schokkend: 

  • bij pensioen van 1.000 tot 2.000 euro: min 5,2%
  • bij pensioen van 2.000 tot 3.000 euro: min 7,5%
  • bij pensioen van > 3000 euro: min 10,9%! 

Het CBS stelt voorts: “Gepensioneerden met een kleine beurs gingen er wel op vooruit. Bij degenen met maandelijks tot 200 euro bovenop de AOW steeg de koopkracht 14,6 procent en bij degenen met maandelijks 200 tot 500 euro extra 8,5 procent. De stijging bij gepensioneerden met weinig tot geen pensioen voornamelijk door de indexatie van de AOW, want pensioen is nauwelijks geïndexeerd”. 

Het grote belang van de AOW koppeling is hiermee aangetoond. 

Het CBS stelt ook dat “gepensioneerden weinig grip hebben op hun inkomen. Zij kunnen hun inkomenssituatie niet meer veranderen. Zij zijn voor hun koopkrachtontwikkeling afhankelijk van de indexering van de AOW en de aanvullende pensioenen”.  

U begrijpt nu waarom mijn fractie en mijn partij zo vecht voor de AOW koppeling en het bestaande pensioenstelsel met indexatie op basis van een normale rekenrente van minstens 2%.

Dat brengt mij op de verworpen motie van Bart van Kent in Tweede Kamer. De Kamer spreekt uit dat de regering de koppeling tussen minimumloon en de AOW nooit mag verbreken.

Deze motie kreeg alleen de steun van de SP, GL-PvdA, Ja 21 en van de PVV. Hier goed voor 28 zetels. Met 50PLUS en OPNL erbij komen we op 30. 

Alle reden om bezorgd te zijn over de toekomst van de koppeling. Blijft ie bestaan ja of nee. 

In de tweede vragenronde ben ik uitvoerig ingegaan op de koppeling en het gevaar dat de AOW inkomensafhankelijk kan worden. Een gewaarschuwde Tweede Kamer én Senaat telt voor twee.    

Er zijn zo veel manieren om AOW-ers financieel in het hart te treffen. Aansluitend op de antwoorden van de minister op mijn vele vragen moet ik die helaas opsommen: 

  • Beperking van de inflatiecorrectie. 

Dat betekent dat schijven minder worden verlengd. Dat treft ook de speciale schijf voor AOW-ers met als gevolg dat AOW-ers veel sneller van het 19% tarief naar het 37% -tarief gaan. 

  • Fiscalisering van de AOW-premie 

Dat kan op diverse manieren via de belastingen. Door het verkorten van de speciale schijf voor AOW-ers, waardoor zij sneller naar het 37%-tarief gaan. 

Een andere variant is om het tarief van de AOW premie jaarlijks met bijvoorbeeld 1% te verlagen en dat van de belasting met 1% te verhogen. Voor de werknemers blijft het totale tarief dan per saldo gelijk maar voor de AOW-ers gaat het totale tarief dan jaarlijks met 1% omhoog. 

  • Ontkoppeling van de AOW zelf.  

De AOW stijgt niet mee met verhoging van het WML. Of hij stijgt wél mee maar het wordt weer afgeroomd via de belasting. Dat noem ik een ‘materiele ontkoppeling’ via de achterdeur. 

  • Volledige fiscalisering van de AOW premie. 

Dat is het rampscenario voor de AOW en is het einde van de AOW als volksverzekering waar iedereen recht heeft op een gelijke uitkering. Bij fiscalisering van de AOW-premie, wordt de AOW geheel door het Rijk uit de belastingen betaald. Dan bestaat het risico, dat men zal zeggen: je krijgt alleen nog AOW als je een klein pensioen hebt. De inkomensafhankelijke AOW is geboren. 

De AOW wordt zo een Bijstandsuitkering voor gepensioneerden en daar waarschuwde ik al voor in 2014, in een opinieartikel in het NRC. 

Dergelijke plannen leveren bakken met geld op. Bij fiscalisering van de AOW-premie, worden AOW-ers met een klein pensioen van maximaal 1700 per maand het hardst geraakt; een inkomensdaling van wel 15%. 

Dit is extra cynisch als je bedenkt dat werknemers bijna geen AOW premie meer betalen door de extreem hoge arbeidskorting van 6.000 euro. De minister bevestigt dit n.a.v. mijn vraag hierover. 

Mijn fractie zal vechten voor het behoud van de AOW koppeling en zich blijven verzetten tegen de mode van fiscalisering van de AOW-premie. 

Het AOW gezelschapsspel voorzitter, is spelen met vuur. De politieke grafkelders van de partijtijgers die dat ooit geprobeerd hebben, kunnen nog steeds bezocht worden. Zeg ik in een cynische poging tot humor. “Handen af van de AOW!”

Voorzitter, dan bijna tot slot nog enkele vragen naar aanleiding van de brief van de staatssecretaris van Financiën van 5 april, over “alternatieve dekkingsopties n.a.v. belastingplan 2024” 

  • Ik sluit mij aan bij collega Heijnen: Als het wetsvoorstel niet wordt aanvaard, wat gebeurt er dan met de belastingverhogingen die bedoeld waren om het wetsvoorstel te dekken. Worden die dan teruggedraaid of niet ingevoerd? 
  • Vindt de staatssecretaris het logisch om, in lijn met de motie Hoekstra, alternatieve dekkingsmaatregelen niet in 1 wetsvoorstel op te nemen maar elk alternatief in een apart wetsvoorstel op te nemen? De Senaat kan immers niet kiezen bij meerdere onderdelen in 1 pakket. 
  • De Staatssecretaris zegt dat de afschaffing van de inkoopfaciliteit kan worden teruggedraaid indien het besluit daartoe voor 1 september 2024 bij de Belastingdienst bekend is. Kan de staatssecretaris uitleggen hoe dit wetstechnisch tijdig kan?  

Voorzitter. 

Het is duidelijk waarom ik uitvoerig op de AOW ben ingegaan. Dat komt omdat ik het ergste vrees voor onze prachtige AOW, die inkomensafhankelijk dreigt te worden. 

Linksom of rechtsom. Formeel of materieel. Dat maakt onderaan de streep allemaal niets uit. De AOW zoals wij haar kennen, is een doelwit geworden. 

Ik moet denken voorzitter, aan een gedicht uit 1989 van de bekende volksdichter Frank Boeijen: Laat ik daar maar mee afsluiten. 

“Zeg me dat het niet zo is. Zeg me dat het niet zo is. Zeg me dat het niet waar is”. 

Ik wacht de antwoorden van de minister met belangstelling af.

50PLUS tegen aanpassing van de grondwet

50PLUS is tegenstander van het aanpassen van de grondwet waardoor de koning belasting zou moeten gaan betalen.

Speech politiek leider

De toespraak van Martin van Rooijen tijdens de Algemene Ledenvergadering van 50PLUS in Breukelen op 30 maart

Martin van Rooijen eerste kamer 16 11 2021

Wetsvoorstel Toezicht gelijke kansen

Stemverklaring van Martin van Rooijen (50PLUS) bij wetsvoorstel Toezicht gelijke kansen bij werving en selectie 35.673

Het wetsvoorstel beoogt bij te dragen aan een samenleving zonder discriminatie. Tegen dit wetsvoorstel stemmen kan dan de indruk wekken dat men opstaan tegen discriminatie minder serieus zou nemen. De fractie van 50PLUS is faliekant tegen elke vorm van discriminatie, naar ras, geslacht of leeftijd of wat u maar bedenken kunt. Speciaal ouderen voelen zich best weleens buitengesloten.

Maar een wet bepaalt niet de werkelijkheid. Die wordt bepaald door de instelling en het fatsoen van elke burger en wordt zichtbaar in het respect voor elkaar. Op dat punt is het beeld dat elke dag tot ons komt niet overdreven gunstig. Onze samenleving lijkt te verharden en een stijlvolle omgang met elkaar is niet het eerste wat opvalt.

Met elke regel komen er ook verplichtingen bij, is er controle nodig en zijn er sancties. Maar ondanks steeds meer wetten en regels ziet mijn fractie de samenleving niet vriendelijker worden. Helpt het eigenlijk wel? De fractie van 50PLUS vraagt zich ernstig af of het groeiende woud aan regels langzamerhand niet meer nadelen dan voordelen gaat opleveren.

Voorzitter, daarom zal mijn fractie met respect voor de doelstelling tégen dit wetsvoorstel stemmen.

Kaart van Europa - Beeld: Leewarrior (Pixabay)

Oproep kandidaten Europa

Het hoofdbestuur plaatst een oproep aan leden die zich daartoe gekwalificeerd voelen om zich kandidaat te stellen voor de verkiezing voor het Europese Parlement (EP).

U kunt zich uiterlijk tot en met dinsdag 9 april 2024 als kandidaat voor de 50PLUS lijst EP opgeven door een mail met als bijlagen uw motivatiebrief en uw CV te sturen naar: sollicitatie@50pluspartij.nl. Het bestuur zal zich buigen over de kandidaatstellingen en naar beste kunnen een zo sterk mogelijke lijst opstellen. Gesprekken met de kandidaten die solliciteren zullen plaatsvinden tussen 11 en 18 april.

Martin van Rooijen over veiligheid

De Eerste Kamer behandelde deze week Tijdelijke wet onderzoeken AIVD en MIVD naar landen met een offensief cyberprogramma, bulkdatasets en overige specifieke voorzieningen.

Namens 50PLUS Martin van Rooijen het woord. U leest onderstaand waarom 50PLUS de veiligheid van Nederlanders zo belangrijk vindt in de letterlijke weergave van zijn toespraak.

Voorzitter, wanneer het gaat om externe veiligheid, dan is de fractie van 50PLUS alert. Hoewel de Tweede Wereldoorlog steeds verder achter ons ligt, zijn er onder de oudere generatie nog de nodige voor wie de oorlog heel dichtbij is geweest. De zestigers en zeventigers onder ons zijn de kinderen uit de tijd van de wederopbouw tussen de littekens van de verwoesting.

Ikzelf ben geboren in 1942 en mijn generatie wist één ding zeker: dat nooit meer! Maar vandaag-de-dag zijn tot onze grote ongerustheid de oorlogsverhalen weer pijnlijk actueel. De wereld is onrustig. Op de televisie zien we dagelijks beelden uit Ukraine of uit het Nabije Oosten. In sommige Afrikaanse landen ben je als burger je leven niet zeker.

Ontelbare aantallen mensen zijn op de vlucht voor oorlogsgeweld en wetteloosheid. Weerloze burgers worden zelfs gebruikt en opgejaagd om andere landen te destabiliseren. Rusland bijvoorbeeld stookt onrust en geweld in Afrika om de vluchtelingenstroom naar Europa op gang te houden.

Aan Ukraine leveren wij bewapening om dat land te steunen tegen de agressieve invasie van Rusland. Het oorlogsgeweld komt van overal weer dichterbij.

Dit dwingt ons weer om onze verdediging uitstekend op orde te hebben. De vredesgezindheid van het Westen heeft ons verleid tot gemakzucht en de aanhoudende welvaart heeft onze alertheid aangetast. Maar het lam roept de wolf op. Dat oude gezegde geldt nog steeds. Helaas niet alleen tegenwoordig bij onze eigen schapenboeren.

Als je vrede wilt hebben, wees dan klaar voor de oorlog. Dat zeiden ze al in de tijd van Julius Caesar. Een open deur is een uitnodiging voor het inbrekersgilde. Vanzelfsprekend? Ja! Handelen we ook zo? Nee!

In dat verband is het hebben van perfect toegeruste inlichtingendiensten een absolute voorwaarde. Als de raket de fabriek verlaat, ben je eigenlijk al te laat. Je had van het ontwerp al moeten weten. Nee, nog eerder, je had moeten weten van de plannenmakerij.

De ideologie van Poetin, namelijk herstel van het Grote Russische Rijk als erfstuk van het verleden, van tsaren en Sovjet Unie tezamen, was al in zijn hoofd toen hij de Olympische Winterspelen feestelijk opende in het Russische Sotsji in 2014. Ja, zelfs al daarvoor.

Wat mij opvalt bij de meeste discussies hier in Nederland over onze inlichtingendiensten, is dat het bijna altijd gaat over wat er niet mag. We vinden spionage eigenlijk eng en de Vaste Commissie voor de Inlichtingendiensten in de Tweede Kamer wordt niet voor niets de Commissie Stiekem genoemd.

De technologie verandert dramatisch. ICT en cyber geven ongelooflijk nieuwe dimensies aan machtsuitoefening. Er kan van alles en Artificial Intelligence, A.I., lijkt een volgende, zeer spectaculaire stap verder in dat domein.

Dan is het goed om ons de gevaren daarvan te realiseren, maar voorzitter, ook de mogelijkheden! Niet alleen defensief, óók offensief! Bij elke beperking die wij onszelf opleggen om redenen van ethiek of privacy, moeten wij ons serieus afvragen of de vijand diezelfde beheersing wil opbrengen. Ik vrees van niet.

Voorzitter, de fractie van 50PLUS huivert best wel bij al die moderne technologie. Maar wij huiveren nog veel meer voor een oorlog. Voor een vijand die ons inschat als kwetsbaar en op ons afkomt. Door fatale gaten in onze verdediging, omdat we te terughoudend waren om ons daarop voor te bereiden. Omdat we alleen defensief wilden zijn.

Daarom. voorzitter, is mijn fractie positief over dit wetsvoorstel, dat onze diensten de ruimte moet geven om kennis te krijgen van offensieve cyberprogramma’s bij andere landen.

Mijn fractie wil tevens instemmen met de te openen beroepsprocedure bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in geval van een conflict tussen de minister en de toezichthouder.

Wel wil ik waarschuwen voor een mogelijk te veel aan juridisering. Ze zeggen dat het eerste slachtoffer van de oorlog altijd de waarheid is, meteen gevolgd door het sneuvelen van het recht. Welnu, onze militairen te velde en dat geldt onverminderd ook voor de mensen van onze inlichtingendiensten, opereren maar al te gauw in een rechteloze en waarheidsonzekere omgeving.

Hen dan, vaak achteraf, beoordelen aan de hand van de spelregels in een keurig geordende maatschappij trekt een forse wissel op hun verantwoordelijkheden midden in de ellende.

Hetzelfde geldt feitelijk voor de inzet van bewapening, die in splitsecond soms moet worden overwogen, op basis van lang niet altijd volledige informatie. Als dan thuis de vredesadvocaten klaar staan om door de Staat ingezette mensen hier voor het gerecht te dagen, dan wil dat best wel eens wringen aan het rechtvaardigheidsgevoel. Kan de minister zich dat voorstellen?

Mijn fractie vraagt zich af of er voor het delicate en verantwoordelijke werk van inlichtingendiensten en van militairen in een vijandelijke omgeving, het weer invoeren van een vorm van krijgstucht wenselijk is? Vanzelfsprekend op basis van wetgeving waarin de genoemde zorgen van de 50PLUS-fractie een beter passende plaats krijgen in wetgeving, die daar op is toegesneden. Gaarne een reactie van de minister.

Voorzitter, rest mij om alle betrokkenen, inlichtingendiensten, ministers en toezichthouders inzicht, wijsheid en succes te wensen bij de moeilijke, gecompliceerde en delicate taken die zij hier te verrichten hebben.

eerste kamer 960

De arbeidsmarktpositie van ouderen

Martin van Rooijen voerde namens 50PLUS in de Eerste Kamer het woord over de Wet Toezicht gelijke kansen Werving en Selectie. Voor 50PLUS een belangrijk thema. Oudere werknemers solliciteren vaak tevergeefs. Onderstaand de volledige toespaak van senator van Rooijen

Vandaag spreken we over de Wet Toezicht Gelijke Kansen Werving & Selectie. Voor mijn fractie is in dit verband natuurlijk de arbeidsmarktpositie van ouderen een focuspunt. Helaas lees ik in de toelichting en in de vragenrondes zeer weinig over ouderen en over leeftijdsdiscriminatie.

Het is toch wel algemeen bekend dat oudere werknemers (50plussers) die sollicitatieplicht hebben, vaak vergeefs solliciteren. Zij moeten veel sollicitatiebrieven uitsturen maar worden regelmatig afgewezen met de mededeling “dat u niet in het profiel past”. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat deze wet niet is ontworpen en ingediend, om het probleem van leeftijdsdiscriminatie aan te pakken. Ook al worden ouderen hier en daar wel meegenomen in de opsomming, heb ik de indruk dat ouderen vooral uit marketingoogpunt nog een beetje aandacht krijgen. De minister zou mij zeer plezieren, als zij de waarde van deze wet voor oudere werknemers nog eens kan benadrukken.

Enkele zorgen bij dit wetsvoorstel liggen voor de hand:

Additionele regeldruk en bureaucratie voor werkgevers, moet duidelijke en empirisch aantoonbare voordelen opleveren. Zijn de voordelen van deze wet niet te abstract en zeer moeilijk te meten? Zijn de SMART-principes in acht genomen? Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden? Welke parameters gebruikt u precies om het succes van deze wet straks te beoordelen en wanneer bent u tevreden?

In een tijd van activisme en polarisatie, geef ik beroepsdemonstranten niet graag een sterk juridisch middel in handen om relatief kleine werkgevers het leven zuur te maken. Met een uitleg of toezegging van de minister, dat deze wet geen nieuwe mogelijkheden schept om juridisering van individuele gevallen te bewerkstelligen, maar echt bedoeld is om een nieuwe werkwijze af te dwingen, nemen mijn zorgen wel af.

De Raad van State formuleert het anders maar zij delen de kritiek van mijn fractie, ik citeer: “De te handhaven verplichting is inhoudelijk nog onvoldoende bepaald. Daardoor bevat zij geen harde norm die zich leent voor handhaving, onder meer met boetes.

In het licht van deze kritiek, is het natuurlijk niet verbazingwekkend dat VNO NCW, als vertegenwoordiger van ondernemend Nederland, ook niet staat te springen bij deze wet toezicht werving en selectie. Zij sommen op dat er sprake is van

  • Een verkeerde juridische basis.
  • Een verkeerde prikkel voor ondernemers
  • Overlapping van wetgeving
  • Een dubbele rol voor de arbeidsinspectie als normbepaler én handhaver
  • Nadruk op verantwoordingsplicht achteraf, in plaats van de hulp vooraf bij het opstellen van een goede werkwijze:
  • Ongewenste meldplicht voor intermediairs.
  • En een onduidelijk kostenaspect.

    VNO NCW stelt ook luid en duidelijk:

“Er vloeien veel administratieve lasten voort uit deze wet, zonder dat verduidelijkt wordt hoe hiermee een bijdrage wordt geleverd aan de gewenste cultuurverandering. En verderop: “Daarbij zien we een onwerkbaarheid ontstaan voor het MKB en rechtsonzekerheid doordat de normstelling onduidelijk is.”

Overigens voorzitter, ondanks het feit dat ik de kritiekpunten van VNO NCW kan billijken, blijf ik wel achter met de vraag of zij zélf, in de lange aanloop naar deze wet, voldoende inspanningen hebben geleverd om deze wet overbodig te maken.

Bijvoorbeeld met een ambitieuze inzet via de Ondernemingsraden. Ik begrijp dat de BBB fractie deze route ook interessant vindt. Wellicht moeten we erkennen, dat zowel de politiek als de werkgeversorganisaties een kansrijk pad niet hebben benut. Ik hoor graag de mening van de Minister op dit punt.

In de beantwoording van vragen van de VVD en de SGP fracties in de Tweede Kamer, lees ik ook enkele passages waar ik mij aan stoor. Ik citeer: Gezien deze belangen en het gegeven dat discriminatie nog te vaak wordt ervaren, acht de regering verdere actie noodzakelijk om discriminatie bij werving en selectie te voorkomen.

Deze zin moet onvolledig in de beantwoording van de vragen terechtgekomen zijn, zo vraag ik de minister? Het kan toch niet zo zijn dat de regering deze wet noodzakelijk acht vanwege “ervaren discriminatie”? Verderop in de tekst schrijft het kabinet wel over “ervaren én feitelijke discriminatie” maar zoveel bladzijden verder is voor mijn fractie het kwaad al geschied.

De leden van de VVD- en SGP-fractie hebben gevraagd welke effecten te verwachten zijn op het vestigingsklimaat en de Nederlandse concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven in relatie tot de EU-landen en wereldwijd.
Voorzitter, ik vind de beantwoording van deze vraag mager en onvolledig. Het kabinet stelt dat “veel bedrijven en organisaties zich reeds bewust zijn van de noodzaak om in diversiteit te investeren. Tal van bedrijven zullen zich juist vanwege onze maatschappelijke normen en omgangsvormen willen vestigen in ons land”.

Ik lees hier weer prachtige volzinnen maar geen parameters waaraan ik het succes van de wet straks concreet kan afmeten. Mijn fractie kan zich vooralsnog niet voorstellen dat Nederland door deze wet aantrekkelijker wordt als vestigingsplaats maar ook als dat zo zou zijn, dan nog de vraag hoe we dat dan kunnen vaststellen? In navolging van de vragen van de VVD en de SGP, zou ik toch een onafhankelijke vergelijking willen zien van de regeldruk van antidiscriminatiewetgeving op de arbeidsmarkt in Nederland en de landen om ons heen.

Ik weet niet of zo’n vergelijking bestaat maar wat we in dit geval wel weten is dat het het Adviescollege Toetsing Regeldruk veel van de genoemde kritiekpunten deelt. Ik citeer: “Er is onvoldoende empirisch onderzoek en bewijs voorhanden waaruit blijkt dat door het opstellen van een werkwijze, procedure en een meldplicht de discriminatie in de wervings-, selectie-, bemiddelings- en inhuurprocedure zal afnemen.

Er gaat een meldplicht gelden voor intermediairs. Deze meldplicht houdt in dat intermediairs moeten beschikken over een ‘procedure’ hoe met verzoeken die (vermoedelijk) tot arbeidsmarktdiscriminatie (kunnen) leiden wordt omgegaan. Dit blijft een controversieel onderdeel van de Wet. Een vorm van klikken. Ik raad de minister aan om dit onderdeel op zn vroegst pas na 1 jaar te activeren, en dan alleen als de eerste (ervaringen en) evaluaties hiertoe geen obstakels opwerpen.

Nu ik het toch over evaluaties heb, stel ik u de vraag of het gewenst is om al na het eerste jaar een evaluatie te laten plaatsvinden? Zo nee waarom niet?

Voorzitter. Dan de grens van 25 werknemers. Hoe hard is deze grens voor de minister? Is het niet gewenst een veel hogere grens te hanteren, gelet op de extra regeldruk voor kleinere bedrijven.

Afrondend voorzitter, dit wetsvoorstel, wat zondermeer is ingestoken en geplaveid met goede bedoelingen, komt ook op een moment dat de academische discussie over de waarde van verschillende vormen van diversiteit en inclusie nog niet klaar is. The science is not settled. Het kabinet wijst in haar antwoorden op vragen van de VVD en de SGP fractie op een studie van Vivian Hunt bij Mckinsey, waar de SER mee is weggelopen. Maar het debat is volop gaande, omdat academici juist nu de resultaten beginnen te zien van het diversiteitsbeleid van de afgelopen decennia.

Die resultaten zijn niet onverwijld positief. Positieve effecten hangen af van omstandigheden en de aanwezigheid van een leercultuur, zo zeggen Harvard profesoren Robin Ely en David Thomas in hun artikel in de Harvard Businesss Review (uit 2020).

Zij wijzen op aantoonbare risico’s van een simplistische aanpak van diversiteit op de werkvloer. Zo kan het scheppen van bepaalde verwachtingen over de effectiviteit van diversiteit, ook teleurstellingen opleveren, waardoor werkgevers zich er weer van afkeren. Deze professoren zijn onverdachte voorstanders van diversiteit en inclusie maar zij beseffen dat het stimuleren van inclusie op zichzelf niet voldoende is en zelfs averechts kan werken. Deze hoogleraren bevestigen dus, dat VNO NCW niet zomaar wat zegt en dat de Raad van State ook terechte kritiekpunten te berde heeft gebracht. De marketing is zo goed voorzitter, dat de werkelijkheid makkelijk kan tegenvallen. Een zin uit hun betoog wil ik u niet onthouden: “First, platitudes must give way to sound, empirically based conclusions”.

50PLUS is principieel tegen discriminatie en dus ook tegen discriminatie op de arbeidsmarkt. Een aanscherping van de reeds bestaande wet en regelgeving, moet echter wel voldoende worden onderbouwd. Ik zal daarom ook goed luisteren naar de antwoorden van de Minister.

Bij deze wet twijfel ik of de waarde per saldo positief is voor de diversiteit die men juist tracht te versterken. Mogelijk compliceren of juridiseren we een toch al heftig maatschappelijk debat en gooien we het in economisch uitdagende tijden over de schutting bij ondernemers.

De suggestie van BBB, dat een ambitieuze inzet vanuit het instituut van ondernemingsraden, op dit punt heel effectief had kunnen zijn deel ik wel. Dat is echter niet van de grond gekomen. Het alternatief, deze nieuwe wet met bijbehorende nieuwe regels en nieuwe toezichtsmechanismen, had dan wellicht voorkomen kunnen worden.

Dankuwel.

Martin van Rooijen eerste kamer 16 11 2021

Martin van Rooijen stemt tegen invoering Spreidingswet

Senator van Rooijen heeft namens de 50PLUS partij dinsdag tegen de invoering van de spreidingswet gestemd.

In onderstaande stemverklaring wordt duidelijk welke argumenten daarbij voor hem het zwaarst wogen.

Stemverklaring 50PLUS Spreidingswet

  1. De verkiezingsuitslag van 22 november, met enorme verschuivingen, kan je een eerste duidelijke reactie noemen vanuit het electoraat op het te gemakkelijk iedereen in het gelid proberen te zetten. 
  2. De opstand van de provincie, de regio, tegen het land, om zo een algemene duiding te geven van de verkiezingsuitslag, was een duidelijk signaal om eerst weer eens te gaan nadenken. 
  3. Voorzitter! En daarom heeft deze spreidingswet, ook door het moment van behandeling, zo’n symbolische waarde. Het is wéér een mijlpaal van centrale sturing. Natuurlijk, de immigratie is deksels ingewikkeld en het meeste overkomt ons. 
  4. Heus, de fractie van 50PLUS heeft alle begrip voor de argumenten in dit ongelooflijk lastige vraagstuk. Maar laten we het “nee” van de volksvertegenwoordigers, net zoals het “nee” van veel kiezers in november, met z’n allen serieus nemen en op zijn waarde schatten. 
  5. Voorzitter, mijn fractie geeft vandaag voorrang aan het alarmsignaal boven een genuanceerde afweging van alle bestuurlijke argumenten die ten grondslag liggen aan deze wet. Daarom zal de fractie van 50PLUS TEGEN het voorliggend wetsvoorstel stemmen. 

U kunt hier de stemverklaring downloaden en lezen

martin1

Bijdrage Martin van Rooijen in het debat over de Spreidingswet in de Eerste Kamer

De Eerste Kamer behandelt deze week gedurende twee dagen de Spreidingswet. De wet, die gemeenten kan verplichten om asielzoekers op te nemen heeft, zo lijkt het, nagenoeg evenveel voor- als tegenstanders. De stem van 50PLUS wordt daarmee een hele belangrijke.

Senator van Rooijen leverde maandagavond een bijdrage die u HIER terug kunt lezen.

Volgende week stemt de Eerste Kamer over het wetsvoorstel en weten we op de Spreidingswet wordt aangenomen.