Beroepseed voor beleidsambtenaren

Eed afleggen - Foto: Flickr c.c.Kamerlid Gerrit Jan van Otterloo wil een beroepseed voor beleidsambtenaren met als topregel: ‘Ten eerste: doe geen kwaad’, net als bij medici.

Hoe worden burgers en beleidsmakers optimaal geïnformeerd over de besteding van alle collectieve middelen die we in Nederland hebben? Dat was het thema van de commissievergadering Begroten en Verantwoorden in de Tweede Kamer. Geen sexy onderwerp, maar wel spannend om de overgang naar een baten- en lastenstelsel te bevorderen. “Laten we het tempo erin houden”, sprak Kamerlid Gerrit Jan van Otterloo tegen minister Hoekstra.

‘Niets’ is soms beter dan ‘iets’ – Doe geen kwaad

“Meetbare doelmatigheid van beleid moet vaker een voorwaarde worden voor dat beleid”, hield Van Otterloo de bewindsman voor. “De beleidsmachinerie van de overheid moet daarnaast ook de politieke druk kunnen weerstaan om altijd maar ‘iets te doen’. Want die neiging is heel sterk. ‘Iets’ is niet altijd beter dan ‘niets’. Integendeel!” Gerrit Jan trok een parallel met de medische wereld. “Wat vindt de minister van de suggestie om naast of bij de ambtseed voor beleidsambtenaren ook een beroepseed te ontwikkelen met als regel 1: ‘Primum non nocere’? ‘Ten eerste: doe geen kwaad’!”

 
Lees hier de complete inbreng van Tweede Kamerlid Gerrit Jan van Otterloo bij de commissievergadering Begroten en Verantwoorden met minister Hoekstra:
    
“Allereerst mijn complimenten. Ook met nadruk aan de leden Sneller en Snels. Hier is en wordt belangrijk werk verricht waar partijen maar ook burgers naar snakken. Hier wordt gezocht naar de beste methode om de burgers en de beleidsmakers optimaal te informeren over de besteding van alle collectieve middelen die we hebben. Mijn partij is ook een verklaard voorstander van een brede invoering van het baten- en lastenstelsel bij de overheid. Wij hopen dan ook dat de experimenten en projecten snel een breder vervolg krijgen. Beheerst is het toverwoord, maar we vinden ook het wiel niet uit. Dit is voor ons dan ook meer een belangrijke transitie, dan een experiment.
  
Meer focus op doelmatigheid en doeltreffendheid begint natuurlijk al bij de ontwikkeling van beleid. Soms kan dat betekenen dat het beleid in stukjes moet worden gehakt, om te voorkomen dat teveel actoren een rol opeisen. Of het kan betekenen dat het beleid gewoon geen doorgang vindt. Ik zal u alle opties besparen maar mijn punt is dat de inspanningen die we hier leveren niet moeten uitmonden in innovatie op het gebied van excuses maken. Het resultaat mag niet zijn dat wij beter gaan uitleggen waarom wij onnavolgbare dingen doen of waarom wij onbegrijpelijke dingen doen. Hogere eisen aan de verantwoording betekent ook hogere eisen aan het beleidsontwerp. En dat moet gevolgen hebben, anders werkt het niet. Het moet met regelmaat leiden tot het niet ontwikkelen of annuleren van het beleid. En dat is heel moeilijk in een omgeving waar de druk groot is om toch maar ‘iets te doen’. De minister schrijft in zijn brief:

‘Hoe beoordeel je doeltreffendheid wanneer de overheid een van de vele betrokken partijen is, verschillende partijen verschillend doelen voor ogen hebben, deze doelen regelmatig wijzigen, en verschillende publieke belangen soms met elkaar botsen?’
  
Dat is allemaal waar, maar het klinkt ook als een rijtje excuses. Mijn punt is niet dat dit niet zou mogen voorkomen, maar wel dat we in dit verband nadrukkelijk de optie versterken dat meetbare doelmatigheid van beleid vaker een voorwaarde moet worden voor het beleid. Het voorbeeld wat de minister schetst kan een voorbeeld zijn van een nuttige uitzondering, maar het kan evengoed een voorbeeld zijn van beleid waar we mee moeten stoppen; precies om de redenen die de minister noemt. ‘Als men het niet simpel kan uitleggen, dan begrijpt men het vaak zelf niet’ is een gevleugelde uitspraak die vaker wel dan niet terecht is. Woorden als ‘complex’ of ‘verschillend’ mogen geen legitimatie zijn voor een slecht beleidsontwerp. Ik deel wel het standpunt van de minister dat ‘SMART doelstellingen niet voor alle beleidsvoorstellen mogelijk zijn’. Dus ik denk en hoop dat we er eigenlijk op dezelfde manier in zitten?
  
En zoals ik al aangaf: De beleidsmachinerie van de overheid moet daarnaast ook de politieke druk kunnen weerstaan om altijd maar ‘iets te doen’.  Want die neiging is heel sterk. Iets is niet altijd beter dan niets. Integendeel. Wij zien ook een parallel met de medische wereld. Wat vindt de minister van de suggestie om naast of bij de ambtseed voor beleidsambtenaren ook een beroepseed te ontwikkelen met als regel 1: Primum non Nocere. Ten eerste, doe geen kwaad?
  
Wij zijn niet naïef. Een perfect inzicht is onhaalbaar. Ik lees dat de minister er wat dat betreft ook heel realistisch in zit, de verantwoordelijkheid deelt en geen gouden bergen belooft. Misschien proef ik het zelfs correct als ik zeg dat hij nog een beetje zoekende is? Dat geldt ook voor ons. Dit proces gaan we echt meemaken van experiment tot transitie en het bevat veel kansen voor beter beleid en voor een optimale verantwoording van de investeringsagenda waar dit land naar snakt. Daarbij houd ik graag een vinger aan de pols.”
  
© 12 december 2019