Doelgroep niet voldoende meegenomen in Wet Zorg en Dwang
De Eerste Kamerfractie van 50PLUS sluit zich aan bij de conclusie van Alzheimer Nederland dat de doelgroep van de mensen die aan dementie lijden en/of diens familieleden, nog niet voldoende is meegenomen in de Wet Zorg en Dwang. Deze wet regelt zorgvuldige inzet van onvrijwillige zorg waarbij gestreefd moet worden naar zo licht mogelijke alternatieven.
Dit verklaart Senator Martine Baay in haar schriftelijke inbreng met betrekking tot de eerste fase van evaluatie ten aanzien van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvgg) en de Wet zorg en dwang (Wzd). De 50PLUS-fractie onderstreept het belang van deze wetsevaluatie. Zij tekent daarbij aan dat nu al uit blijkt dat twee reparatiewetten noodzakelijk zijn aangaande de doeltreffendheid en de neveneffecten van voornoemde wetten.
Martine Baay vraagt de minister om in de tweede evaluatiefase de desbetreffende doelgroep op een grotere schaal te betrekken door gericht vertegenwoordigende organisaties, zoals Alzheimer Nederland, hierbij in te schakelen.
Uit de Wet Zorg en Dwang volgt dat voor onvrijwillige zorg thuis dezelfde procedures moeten worden gevolgd als bij een zorginstelling. Volgens de Senator blijkt echter in de praktijk dat bij ambulante zorg de zorgaanbieder zich er niet altijd van bewust is dat de zorg die verleend wordt onvrijwillige zorg is. Waardoor de (zorg)locatie ten onrechte niet wordt geregistreerd met als gevolg dat het locatieregister incompleet is. Zodoende kunnen locaties buiten het gezichtsveld van de cliëntenvertrouwenspersoon vallen.
Ook wijst het Eerste Kamerlid erop dat de cliëntenvertrouwenspersoon een wezenlijk onderdeel is van de Wet Zorg en Dwang en diens taak van cruciaal belang kan zijn. Martine Baay voegt hier aan toe dat het des te klemmender is dat het bestaan van de cliëntenvertrouwenspersoon vooral bij degenen die daarbij belang hebben nog onvoldoende bekend is. ”In thuissituaties is slechts 39% bekend met deze vertrouwenspersoon en zelfs bij zorginstellingen is dat een bedroevende 74%.” Zij vraagt de minister welke stappen deze gaat ondernemen ter verbreding van de bekendheid van deze functie en aan welke voorlichtingsmogelijkheden wordt gedacht.
Lees HIER de volledige tekst van Martine Baay.
© 26 januari 2022