Ook leeftijd hoort in artikel 1 van Grondwet
Bij de behandeling van het wetsvoorstel om seksuele gerichtheid te benoemen als non-discriminatiegrond in artikel 1 van de Grondwet, pleit 50PLUS voor het ook benoemen van leeftijd als non-discriminatiegrond.
{youtube}5My8GtCr8p0{/youtube}
Bij de behandeling van het wetsvoorstel om seksuele gerichtheid te benoemen als non-discriminatiegrond in artikel 1 van de Grondwet, pleit 50PLUS voor het eveneens benoemen van leeftijd als non-discriminatiegrond. “Groepen die in Nederland worden gediscrimineerd of dreigen te worden gediscrimineerd moeten kunnen steunen en rekenen op onze Grondwet”, zei Henk Krol in het debat in de Tweede Kamer. “Dus sta ik helemaal achter het wetsvoorstel van Vera Bergkamp, Kirsten van den Hul en Nevin Özütok; seksuele gerichtheid moet als non-discriminatiegrond aan de Grondwet worden toegevoegd.”
Wijdverspreid
“Ook ouderen ervaren discriminatie”, ging de fractievoorzitter van 50PLUS verder. “Leeftijdsdiscriminatie is helaas net zo wijdverspreid als andere vormen van discriminatie.” De gevolgen ervan zijn net zo erg voor het slachtoffer en de maatschappij als geheel als andere vormen van discriminatie. Een baan niet krijgen omdat je te oud zou zijn, is net zo erg als een baan niet krijgen omdat je een bepaalde godsdienst hebt of een bepaalde huidskleur. “Daarom hoort leeftijd ook in artikel 1 van de Grondwet!”
Gerechtvaardigd
Leeftijdsdiscriminatie heeft inmiddels de volle aandacht van de nationale en internationale wetgever en ook daarom is het opnemen in de Grondwet gerechtvaardigd, vindt Henk Krol. “Het bevestigt de grote maatschappelijke aandacht voor dit groeiende probleem in een steeds verder vergrijzende samenleving.” •
► Hieronder de volledige van Kamerlid Henk Krol bij de behandeling van het voorstel van wet tot verandering in de Grondwet, strekkende tot toevoeging van handicap en hetero- of homoseksuele gerichtheid als non-discriminatiegrond:
“Meer dan veertig jaar heb ik, met vele anderen, gestreden voor de LHBT-doelgroep. U zult begrijpen dat ik de inspanningen van Vera Bergkamp, Kirsten van den Hul, Nevin Özütok en hun voorgangers van harte onderschrijf en ondersteun. Groepen die in Nederland worden gediscrimineerd of dreigen te worden gediscrimineerd moeten kunnen steunen en rekenen op onze Grondwet!
Veertig jaar lang zette ik me volledig in voor deze doelgroep, nu doe ik dat alweer tien jaar ook voor een andere doelgroep die soms eveneens het onderspit dreigt te delven: de ouderen. En net zoals ik nu absoluut vind dat seksuele gerichtheid als non- discriminatiegrond aan de Grondwet moet worden toegevoegd, moet dat ook met leeftijd. Ook ouderen ervaren helaas discriminatie en ook daar hoort in de Grondwet korten metten mee te worden gemaakt.
Het benoemen van specifieke vormen van discriminatie als non-discriminatiegrond is nodig ondanks de generieke bepaling in artikel 1. Met de generieke bepaling zijn in principe alle vormen van discriminatie verboden, maar het benoemen van specifieke gronden heeft een belangwekkende betekenis, zowel nationaal als internationaal en dat is overtuigend uiteengezet door de initiatiefnemers. Het benoemen geeft aan dat de samenleving die vormen van discriminatie bijzonder afkeurenswaardig vindt en met alle middelen die ons ter beschikking staan wil voorkomen en bestrijden. Sommigen stellen dat de toevoeging ‘of op welke grond dan ook’ volstaat, maar ik vind: hoe meer kerstballen in de kerstboom, hoe mooier.
50PLUS trekt wel een duidelijke grens als het gaat om pedoseksualiteit dat mogelijkerwijs onder de term ‘seksuele gerichtheid’ geschaard wordt. Deze grens moet volgens de overtuiging van 50PLUS ook in het debat zoals we dat nu met elkaar voeren, expliciet uitgezonderd worden. Graag een reactie van de initiatiefnemers en de minister.
Leeftijd opnemen als expliciete discriminatiegrond
Het voorliggende voorstel tot grondwetswijziging is voor de fractie van 50PLUS een bijzondere gelegenheid om een pleidooi te houden voor het expliciteren van leeftijd als non-discriminatiegrond in artikel 1.
Het is een door ons lang gekoesterde wens en we zien de noodzaak groeien. Ik zal de rest van mijn inbreng hieraan besteden. Hier past een groot compliment aan Bureau Wetgeving dat onze fractie uitstekend heeft bijgestaan. Ik volg nauwgezet de Memorie van Toelichting van dit wetsvoorstel, dat hier uiteraard ons kader vormt. De Memorie past als een handschoen en ik hoop op het welwillend oor van de Kamer.
De ernst van de gevolgen
De gevolgen van leeftijdsdiscriminatie zijn net zo erg voor het slachtoffer en de maatschappij als geheel als andere vormen van discriminatie die al wel benoemd zijn in artikel 1 van de Grondwet. Een baan niet krijgen omdat je te oud zou zijn is net zo erg als een baan niet krijgen omdat je een bepaalde godsdienst hebt of een bepaalde huidskleur.
De omvang van leeftijdsdiscriminatie op de arbeidsmarkt is enorm. Ruim 30 procent van de werkgevers vermelden in hun vacatures dat zij op zoek zijn naar schoolverlaters, beginnend personeel of mensen met maximaal drie jaar werkervaring, terwijl dit verboden is op grond van de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid. Het College voor de Rechten van de Mens stelt, en ik citeer: ‘Een jonge kandidaat zoeken is nog te vanzelfsprekend en het benadelen van oudere sollicitanten is alom geaccepteerd. Dit moet anders.’ Einde citaat.
In 2017 speelde de zaak van een grote supermarktketen waarbij het College oordeelde dat de keten zich schuldig had gemaakt aan leeftijdsdiscriminatie. De conclusie van het College luidde dat er verboden onderscheid werd gemaakt op grond van leeftijd.
Hoewel leeftijdsdiscriminatie zich wellicht op de arbeidsmarkt misschien wel het meest nijpend manifesteert, wordt er op tal van andere terreinen gediscrimineerd op leeftijd. Ouderen worden weliswaar ‘herontdekt’ als consument, het komt veelvuldig voor dat ouderen worden uitgesloten van producten of diensten of alleen toegang krijgen onder strengere voorwaarden of voor een hogere prijs. De gevolgen voor het slachtoffer zijn evident, maar ook voor de samenleving zijn er gevolgen: uitsluiting van diensten kan uiteindelijk leiden tot sociaal en maatschappelijk isolement, met alle gevolgen van dien.
Stukje geschiedenis: leeftijd wel of niet in artikel 1
Het debat over het benoemen van leeftijd in artikel 1 is zeker niet nieuw. De voormalige Commissie Gelijke Behandeling bracht in 2004 op eigen initiatief een advies uit naar aanleiding van de motie Rouvoet uit 2001. De Commissie pleitte ervoor om ook leeftijd op te nemen in artikel 1. Gesteld werd dat de rechter minder strikt toetst als een beroep wordt gedaan op een niet uitdrukkelijk benoemde grond. Dat werd onderbouwd met een verwijzing naar jurisprudentie. Het kabinet stelde dat de aangehaalde jurisprudentie stamde van voor 2000 en dus van voor de totstandkoming van de Europese richtlijnen tegen discriminatie op grond van onder meer leeftijd. Daarmee zou leeftijd als non-discriminatiegrond voldoende geborgd zijn in de rechtspraak. Het kabinet concludeerde daarnaast dat de Commissie helemaal niet inging op de maatschappelijke opvattingen en dat was de tweede reden waarom leeftijd geen plek verdiende in de Grondwet. Er werd geen dringende juridische of maatschappelijk noodzaak gegeven voor het wijzigen van artikel 1.
In 2005 werd gesteld dat leeftijd niet een bij voorbaat verdachte discriminatievorm is en dus niet thuis zou horen in artikel 1. Echter, we zijn inmiddels jaren verder en er is veel veranderd. Het denken over discriminatie en het bestrijden ervan heeft vleugels gekregen in nationaal en internationaal verband. Leeftijdsdiscriminatie maakt daar een prominent onderdeel vanuit. Die internationale en nationale ontwikkelingen, die ik straks zal noemen, bevestigen dat leeftijd wel degelijk behoort tot een bij voorbaat verdachte discriminatievorm. Hoe vaker leeftijdsdiscriminatie een plek krijgt in de nationale- en internationale regelgeving, hoe meer de benoeming in de Grondwet gerechtvaardigd is. Dat onderschrijft namelijk dat er een steeds groter maatschappelijk draagvlak bestaat.
En hoewel in de Memorie van Toelichting wordt gesteld dat leeftijd sterk samenhangt met het veranderende karakter ervan, blijft het toch een feit dat het een persoonskenmerk betreft dat je niet kan veranderen. Je leeftijd is een gegeven en het is onlosmakelijk verbonden met je identiteit. Je leeftijd verandert logischerwijs gedurende je leven, maar je kan er geen invloed op uitoefenen. Je geboortejaar blijft je geboortejaar. Zo ontdekte ook Emile Ratelband bij de rechter.
Leeftijd in internationale verdragen
Internationaal gezien is leeftijd als non-discriminatiegrond onder meer opgenomen in het Verdrag betreffende de Europese Unie (art 21), het Handvest van de grondrechten van de EU (art 21), het EU-werkingsverdrag (art 10 en 19) en de EU-richtlijn over gelijke behandeling in arbeid en beroep (2000/78). En hoewel leeftijd niet expliciet in opgenomen in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) noemt de Hoge Commissaris voor de Rechten van de Mens leeftijd wel expliciet in de inleiding tot de UVRM. Hij stelt dat de rechten uit de Verklaring toekomen aan iedereen, ongeacht zaken als ras, afkomst, geslacht en ook leeftijd. Daarmee is het werkelijk een universeel geldende verklaring.
Nationale regelgeving
In Nederland is op het gebied van leeftijdsdiscriminatie eveneens veel bereikt, in het bijzonder de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij arbeid (WGBL).
Organisaties als de Inspectie SZW, het College voor de Rechten van de Mens, en de Antidiscriminatievoorzieningen (ADV’s) vervullen een belangrijke rol bij de opsporing en het vellen van een oordeel over de bij wet verboden leeftijdsdiscriminatie op grond van nationale – en internationale regelgeving.
Uit het rapport Discriminatiecijfers in 2018 blijkt dat van alle meldingen bij de anti-discriminatievoorzieningen acht procent (367 meldingen) discriminatie op grond van leeftijd betreft. Bij de meldingen die bij het College voor de Rechten van de Mens (het College) is dat vijftien procent (77 meldingen).
Er lopen voorstellen van het kabinet om de taken en bevoegdheden van de Inspectie uit te breiden om leeftijdsdiscriminatie doeltreffender te kunnen bestrijden en uit te breiden tot het tegengaan van leeftijdsdiscriminatie op de werkvloer.
In het arbeidsrecht worden vele rechtszaken gevoerd naar aanleiding van vermoedens van leeftijdsdiscriminatie bij de vervulling van vacatures.
Met al deze zaken is aangetoond dat leeftijd als non-discriminatiegrond maatschappelijk breed gedragen wordt en een uitgekristalliseerde kernwaarde is, en ik gebruik daarbij de woorden van de initiatiefnemers.
De Grondwet is een bijzondere wet waar zeker geen plaats is voor modeverschijnselen of kortstondige bevliegingen. Alleen breed-gedragen maatschappelijke waarden en normen horen daarin thuis. Dat wordt bevestigd door de manier waarop wij de Grondwet wijzigen. In twee lezingen, en uiteindelijk met een twee-derde meerderheid.
Van de Grondwet gaat een belangrijk signaal uit dat de wenselijkheid en de noodzakelijkheid om leeftijdsdiscriminatie tegen te gaan krachtig onderstreept. Het benoemen van leeftijd als non-discriminatiegrond in artikel 1 is nodig ondanks de generieke bepaling. Met de generieke bepaling zijn in principe alle vormen van discriminatie verboden, maar het benoemen van specifieke gronden heeft een belangwekkende betekenis, in nationaal en in internationaal verband, zoals door de initiatiefnemers overtuigend uiteengezet is in de Memorie van Toelichting. Expliciete benoeming geeft aan dat de samenleving en de wetgever leeftijdsdiscriminatie bijzonder afkeurenswaardig vinden en met alle middelen die ons ter beschikking staan willen voorkomen en bestrijden. Het is daarmee geheel in lijn met de argumenten die de initiatiefnemers gebruiken in de voorliggende grondwetswijziging om handicap en seksuele gerichtheid expliciet op te nemen als non-discriminatiegrond.
Het benoemen van leeftijd als non-discriminatiegrond geeft de burger bescherming tegen de wetgever, het geeft maatschappelijke bescherming en bescherming door de rechter. Niet alleen de nationale rechter, ook internationaal toezichthoudende colleges, zoals het Europese Hof voor de Rechten van de Mens en het VN Mensenrechtencomité, maken voor wat betreft de wijze en de intensiteit van toetsen een verschil tussen benoemde en onbenoemde gronden.
Opname in de Grondwet geeft het signaal dat discriminatie op grond van leeftijd onaanvaardbaar is. Dat vervult eveneens een belangrijke symbolische waarde bij het verder tegengaan van leeftijdsdiscriminatie in een steeds verder vergrijzende samenleving.
En vergeet niet: tientallen landen gingen ons voor! Onder meer Zwitserland, Zweden, Finland, Portugal, Servië, Nieuw-Zeeland, Canada en Zuid-Afrika hebben leeftijd reeds expliciet opgenomen als non-discriminatiegrond in hun Grondwet.
Het is tijd Nederland aan deze rij toe te voegen.
Zeker nu de discussie opspeelt in onze buurlanden, zoals Duitsland, België en Oostenrijk.
Tenslotte. Zoals bekend bij een aantal woordvoerders is mijn fractie bezig met een initiatiefwet om leeftijdsdiscriminatie strafbaar te stellen. Het debat over de noodzaak van strafbaarstelling voer ik graag op een ander moment met u. Wat nu wel onomstotelijk vaststaat, is dat leeftijdsdiscriminatie een hardnekkig probleem is waar de wetgever in binnen- en buitenland terecht bijzondere aandacht voor heeft.
Ons amendement over leeftijd is zeker niet bedoeld als een koekoeksjong, maar een even noodzakelijke aanvulling op artikel 1 als de gronden handicap en seksuele gerichtheid.
Hoe dan ook, mijn fractie wil hierbij de initiatiefnemers nogmaals nadrukkelijk en hartelijk danken voor dit voorstel.”
© 5 december 2019