Wat gebeurt er met ons pensioenstelsel?
Er is veel onduidelijkheid over het uit polderen voortgekomen pensioenakkoord. Wat gaat er gebeuren? Hoe zit dat met de kortingen op pensioenen en met indexatie? Wat is precies die doorsneesystematiek die afgeschaft gaat worden? En wat betekent dat voor ons? En klopt het dat het nieuwe voorgestelde pensioencontract helemaal niet eenvoudiger wordt, maar wel duurder? U leest het hier!
Nederland houdt van akkoorden. Het is een mooi polderinstrument om alles wat af te vlakken en minder scherp te maken. Maar kijk nu eens kritisch naar de inhoud van het recente pensioenakkoord en stel je vervolgens de vraag: wat lost het werkelijk op?
In het akkoord worden de problemen die er zijn duidelijk op een rijtje gezet:
• het pensioencontract moet veranderen want kortingen dreigen en indexatie blijft uit.
• langer doorwerken kan niet onverminderd door blijven gaan.
• eerder stoppen met werken zou voor iedereen bereikbaar moeten zijn.
• zelfstandigen bouwen geen pensioen op en vele werkenden zijn onverzekerd voor arbeidsongeschiktheid.
Kortingen en indexatie
Al tijden dreigen kortingen en blijft indexatie uit. Dat komt door de lage dekkingsgraad van de pensioenfondsen. Die lage dekkingsgraad is het gevolg van een absurd lage rekenrente die door De Nederlandse Bank wordt vastgesteld. Die rekenrente ligt veel lager dan het werkelijke rendement (7%) van pensioenfondsen de afgelopen dertig jaar. Ook in de toekomst blijft men uitgaan van de risicovrije marktrente, zeker nu de commissie Dijsselbloem heeft geadviseerd de rekenrente nóg verder te verlagen. .
Het pensioencontract wijzigt van een uitkeringsovereenkomst naar een premieregeling. Hoeveel pensioen je krijgt, moet je maar afwachten. En omdat het loslaten van garanties betekent dat pensioenfondsen minder buffers nodig hebben, zou dit ertoe leiden dat de pensioenen weer makkelijker zouden kunnen meestijgen met de inflatie, de zogenaamde indexering. Als het meezit tenminste!
De risico’s
Een pensioen is uitgesteld loon. Werkgevers liepen vroeger ook risico en bij een te lage dekkingsgraad werd soms geld bijgestort in de pensioenfondsen. Daar stond tegenover dat zij in sommige gevallen een greep uit de pensioenkas deden – zoals de Staat in de jaren 80 en 90 bij het ABP deed – of met ‘premievakanties’ mochten. Alle risico’s worden nu neergelegd bij de werknemers en de gepensioneerden.
De doorsneepremie
In het pensioenakkoord wordt de doorsneesystematiek afgeschaft door invoering van een degressieve opbouw. De doorsneepremie betekent dat jongeren, die dezelfde premie betalen als ouderen en daarvoor dezelfde rechten verkrijgen, voor die rechten relatief meer bijdragen omdat over hun inleg meer rendement wordt gemaakt. Deze intergenerationele solidariteit is eerlijk omdat jongeren zelf óók oud worden en ouderen over het algemeen zelf ooit jong waren. Jongeren krijgen over de door hen verkregen rechten ook langer indexatie die uit het rendement moet worden gefinancierd. Bovendien zorgde het voor een stabieler systeem.
Hoe we de overgang naar een degressieve opbouw gaan betalen blijft onduidelijk en verschilt per pensioenfonds, maar dat de kosten astronomisch hoog zijn – minimaal 60.000.000.000 euro (60 miljard) – wordt niet bestreden.
Ondernemingspensioenfondsen zijn ook gekant tegen deze overgang; zij kennen het probleem van de doorsneepremie niet in dezelfde mate als bedrijfstakpensioenfondsen. Het lijkt erop dat het kabinet, dat deze aanpassing wenst (het initiatief komt niet van de sociale partners), met de overgang naar een degressieve opbouw participatie van verzekeringsmaatschappijen in ons pensioenstelsel aantrekkelijker maakt. Lang leve de concurrentie en de vrije markt… Maar ons pensioenstelsel is een verworvenheid van het sociale contract tussen werkgevers en werknemers en dat willen we niet overleveren aan de marktsector.
We blijven ons arm rekenen
Ook in de toekomst blijft men uitgaan van de risicovrije marktrente. Hiermee blijft de wortel van het kwaad behouden en blijven we ons arm rekenen. De kortingen zijn nog steeds aanwezig, alleen zijn ze iets minder hoog. Maar door altijd met deze risicovrije marktrente te blijven rekenen, blijft deze problematiek. De argumentatie om vast te houden aan de door de Europese Centrale Bank gemanipuleerde risicovrije rente deugt niet. Volgens de Europese pensioenrichtlijnen IORP I en II moeten de verplichtingen van pensioenfondsen worden gewaardeerd tegen een prudente discontovoet gebaseerd op het verwachte rendement of op degelijke obligaties. De Nederlandse praktijk wijkt daarmee af van wat Europees is voorgeschreven!
Er zijn veel open einden en onduidelijkheden
Loopt Nederland het risico dat het Europese Hof van Justitie een streep zet door de ‘grote verplichtstelling’? Hiertegen waarschuwen nu al verschillende hoogleraren.
De kosten van het invoeren van de doorsneesystematiek moet door een fonds opgevangen worden. Dat moet uit de premie of uit het vermogen betaald worden. Oneerlijk is dat een grote groep – de gepensioneerden, die hun hele leven de correcte premie hebben betaald (eerst te veel, later te weinig, maar over het geheel dus een correcte premie – nu opnieuw moeten meebetalen. Ze hebben jaren geen indexatie gehad en dreigen nu opnieuw aangeslagen te worden.
Over het algemeen kan worden gezegd dat de uitvoering van het nieuwe voorgestelde pensioencontract niet eenvoudiger wordt en de kosten die pensioenfondsen voor de uitvoering zullen moeten maken alleen maar toenemen. Fijn voor alle bedrijven en instellingen die voor veel geld hun diensten zullen aanbieden, maar slecht voor de werknemers en gepensioneerden omdat uit de premie een groter deel naar de kosten zal gaan.
AOW-leeftijd en eerder stoppen met werken
Het tempo waarin de AOW-leeftijd opschuift wordt vertraagd. De AOW wordt voor twee jaar (2020 en 2021) vastgezet op 66 jaar en 4 maanden. Daarna stijgt het jaarlijks met drie maanden om in 2024 op 67 jaar te komen. Daarna zal voor ieder jaar dat de levensverwachting stijgt, de AOW-leeftijd meestijgen. Maar in de verhouding één jaar langer leven is 8 maanden langer werken.
Er wordt gewerkt aan duurzame inzetbaarheid, daar is geld voor beschikbaar gesteld. De mogelijkheid wordt geboden om specifieke groepen werknemers die niet gezond de AOW-leeftijd kunnen halen eerder te laten stoppen met werken. Er wordt een belastingvrijstelling gegeven van 19.000 euro per jaar, drie jaar lang, voorafgaand aan de AOW-leeftijd. De werkgever moet dit betalen en het is op basis van wederzijdse vrijwilligheid. Het kan in een cao geregeld worden. Er komt een onderzoek om na 45 jaar werken te kunnen stoppen.
50PLUS vindt dat de AOW-leeftijd een politieke keuze is, waarbij eerder stoppen met werken betaalbaar is. Wij hoeven u alleen maar te wijzen op het rapport van professor Verbon en naar de Tegenbegroting van 50PLUS te verwijzen. Voor 50PLUS is het onbegrijpelijk dat we onze kleinkinderen opzadelen met het vooruitzicht door te moeten werken tot 70 jaar. Waarom willen we koploper zijn in Europa? Duidelijk is dat vele groepen die ook een zwaar beroep hebben hier niet van gaan profiteren; zij krijgen amper een loonsverhoging, laat staan dat de werkgever 57.000 euro beschikbaar gaat stellen om 3 jaar eerder te stoppen met werken.
Waarom geen permanente bevriezing en daarna de invoering om te stoppen na 45 jaar werken? Als het lukt om na 45 jaar werken te kunnen stoppen, dan zal 50PLUS dat toejuichen. Dat is eerlijker en doet recht aan het feit dat mensen die laag opgeleid zijn en laag betaald werk hebben over het algemeen eerder begonnen zijn met werken en eerder sterven na pensionering.
Zelfstandigen
Positief is dat er een wettelijke verzekeringsplicht komt voor zelfstandigen tegen arbeidsongeschiktheid. Nu zien we te vaak dat oudere zelfstandigen niet meer verzekerd kunnen worden of dat de verzekering op 60-jarige leeftijd stopt. Deze regeling moet wel voor iedereen toegankelijk en betaalbaar zijn. Ook krijg zelfstandigen makkelijker toegang tot een pensioenfonds als zij dat willen.
Gelukkig is er altijd een lichtpuntje, de invoering van een nieuw pensioencontract vergt enige jaren. In 2021 zijn er opnieuw verkiezingen en zou het zo maar kunnen dat een bevroren AOW-leeftijd permanent bevroren blijft en ons mooie Nederlandse pensioenstelsel nog gered kan worden!
► Lees ook: 12 vragen en antwoorden over het pensioenakkoord
© 12 juni 2019