Kamervragen over ongeldige briefstemmen
70-plussers mochten voor de verkiezing van leden voor de Tweede Kamer afgelopen week hun stem per post uitbrengen. Dat ging in veel gevallen niet goed: liefst 7 tot 8 procent van de uitgebrachte stemmen bleek ongeldig.
De stemmen van 7 à 8 procent van de ouderen die per brief stemden werden terzijde gelegd wegens vormfouten. Stempas en stembiljet moesten in een aparte envelop worden gestopt, maar veel mensen hadden de twee documenten in dezelfde envelop gestoken. Na signalen van onder meer de de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) paste minister Kajsa Ollongren vandaag de procedure rondom de ongeldige briefstemmen aan, zodat deze uitgebrachte stemmen toch meetellen.
Hoeveel nu toch ‘goed’?
Over het aanpassing van de procedure van het geldig verklaren en het tellen van binnengekomen briefstemmen stelde Kamerlid Gerrit Jan van Otterloo schriftelijke vragen aan minister Ollongren van Binnenlandse Zaken. Gerrit Jan wil onder meer weten welk deel van de ‘fout’ uitgebrachte stemmen nu alsnog kan meetellen als ‘goed’.
De vragen van Kamerlid Gerrit Jan van Otterloo aan minister Kasja Ollongren:
1. Hoe verhouden zich de foutpercentages die nu bij briefstemmen zijn opgetreden tot die welke de afgelopen keren bij het briefstemmen vanuit het buitenland zijn vastgesteld?
2. Is er sprake geweest van het enkel kopiëren van genoemde procedure, of zijn er testen uitgevoerd onder de doelgroep teneinde mogelijke problemen te signaleren en aanpassingen door te voeren?
3. Is er in de testfase rekening gehouden met de diversiteit van de groep, bijvoorbeeld voor wat betreft opleidingsniveau, laaggeletterdheid en verminderd begripsvermogen? Kunt u uw antwoord toelichten?
4. Welk deel van de formeel ‘fout’ uitgebrachte stemmen kan als gevolg van deze procedurele aanpassing alsnog meetellen en welk aantal stemmen kan nu als nog als geldig worden aangemerkt?
5. Is met deze maatregel het percentage ongeldige stemmen weer gereduceerd tot ‘normaal’ niveau? Zo niet, welk percentage respectievelijk welke aantallen ongeldig uitgebrachte stemmen resteren nu nog?
6. Zijn er nog andere fouten die vaker dan gemiddeld gemaakt worden door briefstemmers? Zo ja, welke?
7. In uw brief waarin u de stand van zaken aangaf tot en met de op woensdag 10 maart bij PostNL binnengekomen brieven, sprak u over een percentage van 2,5%. Is dat percentage briefstemmen ingeleverd in een enveloppe zonder antwoordnummer ongewijzigd gebleven, dan wel hoger of lager geworden?
8. Wat vindt u van het voorstel om, conform de nu gewijzigde instructies voor de afhandeling van briefstemmen en stemkaarten in eenzelfde enveloppe, om deze stembiljetten (die formeel niet te bezorgen zijn, maar wel herkenbaar als envelop met stembiljet) naar het Centrale stembureau in Den Haag te transporteren, en die daar op dezelfde wijze conform de gewijzigde instructie tezamen met de stemmen uit het buitenland te tellen?
9. Is inmiddels waterdicht geregeld dat stembrieven met het foutieve gemeentelijke adres toch bij het juiste stembureau belanden?
10. Op welke wijze administreert en verantwoordt PostNL de verwerkte stemmen van het moment van ophalen bij de brievenbussen tot aan het moment dat deze dagelijks in verzegelde zakken worden afgeleverd bij de gemeenten?
11. Op welke wijze kunnen de gemeenten respectievelijk het centraal stembureau er zeker van zijn dat alle voor die gemeente bestemde biljetten ook daadwerkelijk ontvangen en verwerkt zijn?
12. Hoe heeft PostNL, naast het opbergen in beveiligde ruimten, de verzekering kunnen geven dat de procedures het kwijtraken van stembiljetten niet toelaten? Ofwel: hoe wordt gecontroleerd dat alle geposte stembrieven ook daadwerkelijk zijn afgeleverd?
13. Kunt u deze vragen uiterlijk drie dagen voor het vaststellen van de definitieve uitslag (op maandag 29 maart) beantwoorden?
© 16 maart 2021