55 vragen over het pensioenakkoord
50PLUS wil voordat op 14 juli het eerste grote debat over het pensioenakkoord plaatsvindt álles weten over dit akkoord. Want heel veel is nog onduidelijk. Daarom hebben we onderstaande 55 vragen over het pensioenakkoord geformuleerd voor minister Koolmees van SZW:
1) Klopt het dat de pensioenuitkeringen de afgelopen 12 jaar zouden zijn verhoogd als het nieuwe stelsel al in het jaar 2000 zou zijn ingevoerd? Kunt u daar een (fictieve) berekening van tonen?
2) Is het juist dat er voor gepensioneerden geen compensatie komt voor de periode 2007 – 2020, terwijl nu duidelijk is geworden dat zij in het nieuwe stelsel wél geïndexeerd zouden zijn?
3) Kunt u een breakdown/uitsplitsing geven van wat er in het beoogde stelsel gebeurt met het totale fondsrendement in een voorbeeldjaar? Welke afslagen gaan ervan af en hoe zou het worden verdeeld?
4) Nu er een stelsel komt gebaseerd op premie en rendement, gaat u uiteraard ook voor alle gepensioneerden precies terugrekenen hoeveel premie zij hebben betaald en hoeveel rendement daarop is gemaakt sinds de start van hun deelname? Indien nee, waarom niet?
5) Wat wordt bedoeld met: ‘in nieuw contract worden de risico’s gedragen tussen huidige en toekomstige generaties deelnemers en met gepensioneerden (intergenerationele risicodeling)’? Waarom ook toekomstige generaties, die nog geen premie hebben betaald of zelfs niet zijn geboren?
6) Klopt het dat de solidariteitsreserve leeg van start gaat en dat vulling van de reserve ten koste gaat van het toe te delen rendement, vooral in de eerste jaren?
7) Waarom moeten gepensioneerden (via voeding uit overrendement) de reserve vullen?
8) Klopt het dat in het wetsvoorstel een ingroeipad wordt opgenomen naar het nieuwe stelsel na overleg met relevante partijen. Wie zijn dat? Ook de gepensioneerden?
9) Is er sprake van lifecycle beleggen? Of is het virtueel lifecycle beleggen?
10) Waarom moeten ouderen relatief veel beschermd worden tegen renteschokken? Kunt u toelichten hoe deze bescherming in zijn werk gaat? Kunt u uiteenzetten hoe de mate van bescherming tegen renterisico beïnvloed wordt door het systeem van ‘virtueel lifecycle beleggen’ of ‘leeftijdsafhankelijke toewijzing van overrendement’?
11) Kunt u toelichten hoe een hoog aandeel in vastrentende waarden de gepensioneerden beschermt tegen renterisico’s? Met name bij een stijgende rente?
12) Deelnemers met lange horizon hebben veel risicodraagkracht en krijgen dus een groter deel van het overrendement. Waarom mogen gepensioneerden ook niet meer risico lopen en meer meedelen voor een hogere uitkering? Is het niet zo dat in de huidige tijd, met lage rente, beleggingen in vastrentende waarden meer risico lopen dan beleggingen in zakelijke waarden?
13) Op welk moment kunnen deelnemers en gepensioneerden zelf invloed uitoefenen op hun risicohouding? Wordt de risicohouding van gepensioneerden een verplichte winkelnering per fonds?
14) Waarom worden mee- en tegenvallers in de uitkeringsfase uitgesmeerd over 10 jaar. Waarom 10 jaar? Kan het ook korter?
15) Waarom komt er naast de spreiding van de toedeling over 10 jaar en het aanhouden van een solidariteitsreserve ook nog een verplichting om oudere generaties disproportioneel bloot te stellen aan laag renderende obligaties?
16) Hoeveel verschillende projectierendementen zal een groot pensioenfonds moeten aanhouden om recht te doen aan de toewijzing van rendement per leeftijdscategorie?
17) Hoe hoog is het projectierendement voor gepensioneerden? Of wat is de bandbreedte? Hoe hoog is het maximale projectierendement?
18) Waarom gaat u het beschermen tegen renterisico bepalen op basis van RTS van DNB, die is toch vervallen?
19) Wat is precies het belang van de ‘rekenrente’ volgens het FTK, in relatie tot het invaren in het nieuwe stelsel?
20) Kan uitgelegd worden met een voorbeeld dat na het intreden van de pensioendatum vanuit het gereserveerde vermogen een uitkering wordt genoten door periodiek een stukje uit dit vermogen te onttrekken op basis van een prudent projectierendement? Er is dus geen sprake van inkopen van uitkering voor gehele periode?
21) Als onttrekking plaatsvindt op basis van een lagere rente dan het projectierendement, kan dan nog wel het ambitieniveau van de uitkering worden gehaald?
22) Kunnen wij een uitgebreide toelichting krijgen over de verdeling van het per deelnemer gereserveerde vermogen over de uitkeringsfase aan de hand van projectierendement?
23) Kunt u toelichten wat er gaat gebeuren met de hoogte van het wettelijk begrensd cf. systeem van art. 63a lid 4 PW?
24) Waarom wordt er bij het ‘invaren’ gekozen voor een mijlpalensysteem dat heel dwingend is?
25) Waarom is besloten om de rekenrente te laten vervallen die in het eerste akkoord stond?
26) Komt de rekenrente op één of andere wijze nog aan de orde, of zijn discussies over rekenrente definitief verleden tijd?
27) Wat is het karakter van de solidariteitsreserve: is het om schokken op te vangen of voor het bereiken van de vervangingsratio? Graag een uitgebreide toelichting. Waarom moeten de regels van het nieuwe contract ook voor bestaande rechten gelden?
28) Welke onderbouwing is nodig om af te wijken van invaren?
29) Wat zijn de regels voor fondsen die niet invaren?
30) Wat zijn de regels voor gesloten fondsen: blijven die vallen onder het huidige FTK-regime met RTS? Wordt dat FTK daarvoor nog aangepast? Is het vasthouden aan FTK bij niet invaren niet een juridisch kwetsbare manier van overheidshandelen?
31) Wat is ‘navigatiemetafoor’?
32) Waarom wordt er gekozen voor het ‘Prudent person-beginsel’?
33) Wordt art. 83 PW art. 20a over het individueel bezwaarrecht afgeschaft? Zo ja, waarom? Waarom wordt in de notitie niets hierover gezegd?
34) Wat is de juridische onderbouwing van de opmerking dat bestaande rechten in beginsel worden omgezet naar het nieuwe contract? Wat zijn volgens de minister de grootste juridische risico’s?
35) Is het invaren in beginsel bij wet verplicht omdat de maatregelen rondom het invaren deel uitmaken van het wettelijk transitiekader. Is daarmee invaren in beginsel bij wet verplicht?
36) Is invaren in strijd met het eigendomsrecht als het gaat om bestaande rechten en aanspraken? Waarop is de stelling gebaseerd dat het wettelijk transitiekader een juridisch sluitende onderbouwing is voor het gebruik van het transitiepad?
37) Wordt door de minister erkend dat er een procesrisico is? Zo nee, op grond waarvan niet? Graag een uitgebreide toelichting van de minister.
38) Wat is het karakter van uitspraken van de onafhankelijke transitiecommissie: zijn deze bindend en derhalve arbitrage? Is er dan nog een gang naar de rechter mogelijk?
39) Welke rekenmethoden en parameters worden voorgeschreven bij het invaren? Kunnen meer details gegeven worden i.p.v. alleen woorden? Komen hier de RTS en cie. parameters weer om de hoek kijken? Graag ontvangen wij concrete uitwerking en voorbeelden.
40) Welk bezwaarrecht wordt voorgeschreven voor de transitie? Indien er geen bezwaarrecht wordt vastgesteld waarom niet? Wordt art. 83 en art. 20 PW afgeschaft met het individueel bezwaarrecht?
41) Welke argumentatie onderbouwt het schrappen van een bepaling die de rechten tegen onteigening beschermt? Is dit in lijn met IORP II?
42) Kunnen meer details gegeven worden over de zgn. collectieve waardeoverdracht? Met voorbeelden.
43) Wat is een onevenredig nadeel van de transitie en hoe wordt deze bepaald? Graag een overzicht van de criteria en de gevolgen hiervan. Wanneer is invaren niet proportioneel? Welke criteria worden hierbij gehanteerd? Wat zijn de gevolgen als niet wordt ingevaren? Is dit onderzocht? Zo ja, wat zijn de uitkomsten van dit onderzoek en zo nee, waarom niet?
44) Wat is de manier van omrekening van het kabinet van bestaande aanspraken en rechten naar het nieuwe contract? Wat is de technische invaarmethode? Graag een volledige toelichting hierop. Voldoet de methode aan de beginselen van redelijkheid en billijkheid? Wordt hierbij voorkomen dat de huidige generatie gepensioneerden een pechgeneratie is?
45) Erkent de minister dat zonder duidelijkheid een afgewogen oordeel over wel of niet invaren onmogelijk is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat de minister hieraan doen?
46) Waarop is gebaseerd dat gepensioneerden mee moeten betalen aan de reserve? Graag een toelichting van de minister voor deze keuze.
47) Kunnen meer in detail en cijfermatig de gevolgen van de twee methoden (Vba en de Standaardmethode) worden aangegeven en kan er een vergelijking worden gemaakt?
48) Welke rentes en rendementen worden gekozen bij de bij vraag 47 genoemde waarderingsmethoden? Hoe worden deze bepaald en door wie?
49) Kan nadere uitleg worden geven over de zin: ‘De overheid zal de niet fonds specifieke veronderstellingen voorschrijven’? Wordt dit weer een soort dwingend FTK? Speelt de DNB hierbij een rol en zo ja, welke?
50) Kan nadere uitleg worden gegeven hoe het volgende mechanisme in zijn werk gaat: ‘Bij de standaardmethode wordt een aanwezig tekort of overschot binnen het huidig FTK verdeeld door een korting of opslag vast te stellen die gedurende 10 jaar zou worden toegepast. Voordeel is eenvoudig, transparant. Die methode heeft ook een prijs omdat wordt aangesloten op de verdeelregels van het huidige FTK’?
51) Kan de minister uitleggen waarom de waardering van opgebouwde rechten in deze methode wordt bepaald door de verdeelregels van het huidige FTK dat juist in een nieuw contract wordt afgeschaft? Is het niet eerlijker en rechtvaardiger om eenieder de afgedragen premie en het rendement daarop te geven? Dat is toch ook de essentie van het nieuwe stelsel?
52) Kan informatie worden gegeven over de diverse juridische opvattingen die er bestaan? Welk juridisch advies heeft de doorslag gegeven? Wat is de opinie van de EU-commissie? Kan die worden gepubliceerd, of zijn hier al documenten over? Zo ja, kunnen deze worden gedeeld?
53) Kunt u bevestigen dat in een voetnoot over het eigendomsrecht wordt vermeld dat art. 17 van het Handvest van de Grondrechten van de EU tot een andere uitkomst zou leiden dan toetsing aan art. 1 EVRM? Kan in detail worden uitgelegd wat de verschillen zijn tussen het Handvest en EVRM en waarom er dus geen inhoudelijke wijzigingen zijn beoogd tussen de artikelen?
54) Kunt u voorbeeldberekeningen tonen van hoe persoonlijke pensioenen van gepensioneerden geraakt worden door de invoering van het nieuwe stelsel? Kunt u hierbij voorbeelden hanteren met een pensioenuitkering van omstreeks € 5.000 per jaar, € 10.000 per jaar en € 20.000 per jaar? Indien nee, waarom niet?
55) Kunt u voorbeeldberekeningen tonen van hoe opgebouwde pensioenrechten van deelnemers geraakt worden door de invoering van het nieuwe stelsel? Kunt u hierbij een breed spectrum aan voorbeelden leveren? Indien nee, waarom niet?
Deze vragen van 50PLUS gaan op 30 juni mee in de vragenronde van de Tweede Kamer.
© 29 juni 2020