eerste kamer 960

De arbeidsmarktpositie van ouderen

Martin van Rooijen voerde namens 50PLUS in de Eerste Kamer het woord over de Wet Toezicht gelijke kansen Werving en Selectie. Voor 50PLUS een belangrijk thema. Oudere werknemers solliciteren vaak tevergeefs. Onderstaand de volledige toespaak van senator van Rooijen

Vandaag spreken we over de Wet Toezicht Gelijke Kansen Werving & Selectie. Voor mijn fractie is in dit verband natuurlijk de arbeidsmarktpositie van ouderen een focuspunt. Helaas lees ik in de toelichting en in de vragenrondes zeer weinig over ouderen en over leeftijdsdiscriminatie.

Het is toch wel algemeen bekend dat oudere werknemers (50plussers) die sollicitatieplicht hebben, vaak vergeefs solliciteren. Zij moeten veel sollicitatiebrieven uitsturen maar worden regelmatig afgewezen met de mededeling “dat u niet in het profiel past”. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat deze wet niet is ontworpen en ingediend, om het probleem van leeftijdsdiscriminatie aan te pakken. Ook al worden ouderen hier en daar wel meegenomen in de opsomming, heb ik de indruk dat ouderen vooral uit marketingoogpunt nog een beetje aandacht krijgen. De minister zou mij zeer plezieren, als zij de waarde van deze wet voor oudere werknemers nog eens kan benadrukken.

Enkele zorgen bij dit wetsvoorstel liggen voor de hand:

Additionele regeldruk en bureaucratie voor werkgevers, moet duidelijke en empirisch aantoonbare voordelen opleveren. Zijn de voordelen van deze wet niet te abstract en zeer moeilijk te meten? Zijn de SMART-principes in acht genomen? Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden? Welke parameters gebruikt u precies om het succes van deze wet straks te beoordelen en wanneer bent u tevreden?

In een tijd van activisme en polarisatie, geef ik beroepsdemonstranten niet graag een sterk juridisch middel in handen om relatief kleine werkgevers het leven zuur te maken. Met een uitleg of toezegging van de minister, dat deze wet geen nieuwe mogelijkheden schept om juridisering van individuele gevallen te bewerkstelligen, maar echt bedoeld is om een nieuwe werkwijze af te dwingen, nemen mijn zorgen wel af.

De Raad van State formuleert het anders maar zij delen de kritiek van mijn fractie, ik citeer: “De te handhaven verplichting is inhoudelijk nog onvoldoende bepaald. Daardoor bevat zij geen harde norm die zich leent voor handhaving, onder meer met boetes.

In het licht van deze kritiek, is het natuurlijk niet verbazingwekkend dat VNO NCW, als vertegenwoordiger van ondernemend Nederland, ook niet staat te springen bij deze wet toezicht werving en selectie. Zij sommen op dat er sprake is van

  • Een verkeerde juridische basis.
  • Een verkeerde prikkel voor ondernemers
  • Overlapping van wetgeving
  • Een dubbele rol voor de arbeidsinspectie als normbepaler én handhaver
  • Nadruk op verantwoordingsplicht achteraf, in plaats van de hulp vooraf bij het opstellen van een goede werkwijze:
  • Ongewenste meldplicht voor intermediairs.
  • En een onduidelijk kostenaspect.

    VNO NCW stelt ook luid en duidelijk:

“Er vloeien veel administratieve lasten voort uit deze wet, zonder dat verduidelijkt wordt hoe hiermee een bijdrage wordt geleverd aan de gewenste cultuurverandering. En verderop: “Daarbij zien we een onwerkbaarheid ontstaan voor het MKB en rechtsonzekerheid doordat de normstelling onduidelijk is.”

Overigens voorzitter, ondanks het feit dat ik de kritiekpunten van VNO NCW kan billijken, blijf ik wel achter met de vraag of zij zélf, in de lange aanloop naar deze wet, voldoende inspanningen hebben geleverd om deze wet overbodig te maken.

Bijvoorbeeld met een ambitieuze inzet via de Ondernemingsraden. Ik begrijp dat de BBB fractie deze route ook interessant vindt. Wellicht moeten we erkennen, dat zowel de politiek als de werkgeversorganisaties een kansrijk pad niet hebben benut. Ik hoor graag de mening van de Minister op dit punt.

In de beantwoording van vragen van de VVD en de SGP fracties in de Tweede Kamer, lees ik ook enkele passages waar ik mij aan stoor. Ik citeer: Gezien deze belangen en het gegeven dat discriminatie nog te vaak wordt ervaren, acht de regering verdere actie noodzakelijk om discriminatie bij werving en selectie te voorkomen.

Deze zin moet onvolledig in de beantwoording van de vragen terechtgekomen zijn, zo vraag ik de minister? Het kan toch niet zo zijn dat de regering deze wet noodzakelijk acht vanwege “ervaren discriminatie”? Verderop in de tekst schrijft het kabinet wel over “ervaren én feitelijke discriminatie” maar zoveel bladzijden verder is voor mijn fractie het kwaad al geschied.

De leden van de VVD- en SGP-fractie hebben gevraagd welke effecten te verwachten zijn op het vestigingsklimaat en de Nederlandse concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven in relatie tot de EU-landen en wereldwijd.
Voorzitter, ik vind de beantwoording van deze vraag mager en onvolledig. Het kabinet stelt dat “veel bedrijven en organisaties zich reeds bewust zijn van de noodzaak om in diversiteit te investeren. Tal van bedrijven zullen zich juist vanwege onze maatschappelijke normen en omgangsvormen willen vestigen in ons land”.

Ik lees hier weer prachtige volzinnen maar geen parameters waaraan ik het succes van de wet straks concreet kan afmeten. Mijn fractie kan zich vooralsnog niet voorstellen dat Nederland door deze wet aantrekkelijker wordt als vestigingsplaats maar ook als dat zo zou zijn, dan nog de vraag hoe we dat dan kunnen vaststellen? In navolging van de vragen van de VVD en de SGP, zou ik toch een onafhankelijke vergelijking willen zien van de regeldruk van antidiscriminatiewetgeving op de arbeidsmarkt in Nederland en de landen om ons heen.

Ik weet niet of zo’n vergelijking bestaat maar wat we in dit geval wel weten is dat het het Adviescollege Toetsing Regeldruk veel van de genoemde kritiekpunten deelt. Ik citeer: “Er is onvoldoende empirisch onderzoek en bewijs voorhanden waaruit blijkt dat door het opstellen van een werkwijze, procedure en een meldplicht de discriminatie in de wervings-, selectie-, bemiddelings- en inhuurprocedure zal afnemen.

Er gaat een meldplicht gelden voor intermediairs. Deze meldplicht houdt in dat intermediairs moeten beschikken over een ‘procedure’ hoe met verzoeken die (vermoedelijk) tot arbeidsmarktdiscriminatie (kunnen) leiden wordt omgegaan. Dit blijft een controversieel onderdeel van de Wet. Een vorm van klikken. Ik raad de minister aan om dit onderdeel op zn vroegst pas na 1 jaar te activeren, en dan alleen als de eerste (ervaringen en) evaluaties hiertoe geen obstakels opwerpen.

Nu ik het toch over evaluaties heb, stel ik u de vraag of het gewenst is om al na het eerste jaar een evaluatie te laten plaatsvinden? Zo nee waarom niet?

Voorzitter. Dan de grens van 25 werknemers. Hoe hard is deze grens voor de minister? Is het niet gewenst een veel hogere grens te hanteren, gelet op de extra regeldruk voor kleinere bedrijven.

Afrondend voorzitter, dit wetsvoorstel, wat zondermeer is ingestoken en geplaveid met goede bedoelingen, komt ook op een moment dat de academische discussie over de waarde van verschillende vormen van diversiteit en inclusie nog niet klaar is. The science is not settled. Het kabinet wijst in haar antwoorden op vragen van de VVD en de SGP fractie op een studie van Vivian Hunt bij Mckinsey, waar de SER mee is weggelopen. Maar het debat is volop gaande, omdat academici juist nu de resultaten beginnen te zien van het diversiteitsbeleid van de afgelopen decennia.

Die resultaten zijn niet onverwijld positief. Positieve effecten hangen af van omstandigheden en de aanwezigheid van een leercultuur, zo zeggen Harvard profesoren Robin Ely en David Thomas in hun artikel in de Harvard Businesss Review (uit 2020).

Zij wijzen op aantoonbare risico’s van een simplistische aanpak van diversiteit op de werkvloer. Zo kan het scheppen van bepaalde verwachtingen over de effectiviteit van diversiteit, ook teleurstellingen opleveren, waardoor werkgevers zich er weer van afkeren. Deze professoren zijn onverdachte voorstanders van diversiteit en inclusie maar zij beseffen dat het stimuleren van inclusie op zichzelf niet voldoende is en zelfs averechts kan werken. Deze hoogleraren bevestigen dus, dat VNO NCW niet zomaar wat zegt en dat de Raad van State ook terechte kritiekpunten te berde heeft gebracht. De marketing is zo goed voorzitter, dat de werkelijkheid makkelijk kan tegenvallen. Een zin uit hun betoog wil ik u niet onthouden: “First, platitudes must give way to sound, empirically based conclusions”.

50PLUS is principieel tegen discriminatie en dus ook tegen discriminatie op de arbeidsmarkt. Een aanscherping van de reeds bestaande wet en regelgeving, moet echter wel voldoende worden onderbouwd. Ik zal daarom ook goed luisteren naar de antwoorden van de Minister.

Bij deze wet twijfel ik of de waarde per saldo positief is voor de diversiteit die men juist tracht te versterken. Mogelijk compliceren of juridiseren we een toch al heftig maatschappelijk debat en gooien we het in economisch uitdagende tijden over de schutting bij ondernemers.

De suggestie van BBB, dat een ambitieuze inzet vanuit het instituut van ondernemingsraden, op dit punt heel effectief had kunnen zijn deel ik wel. Dat is echter niet van de grond gekomen. Het alternatief, deze nieuwe wet met bijbehorende nieuwe regels en nieuwe toezichtsmechanismen, had dan wellicht voorkomen kunnen worden.

Dankuwel.

antwoorden-op-vragen-wmo-huishoudelijke-hulp

Antwoorden op vragen over huishoudelijke hulp

De antwoorden van het college op de door ons gestelde vragen (18 september en 14 oktober 2023) zijn ontvangen. De antwoorden leiden bij 50PLUS echter tot nieuwe vragen.

Nieuwe vragen die wij hierbij – onder de gegeven antwoorden – stellen en hebben ingediend. Wij begrijpen dat het beantwoorden daarvan de nodige inzet vergt. We zijn er echter van overtuigd dat door het probleem goed inzichtelijk te maken, er meer aandacht en daarmee een hogere prioriteit voor zal komen.

antwoorden-college-amstelveen-vragen-wmo-huishoudelijke hulp

Vragen

  1. Wat is de status t/m augustus 2023 van hetgeen begroot versus toegekend?

We geven hier de voorlopige cijfers van heel 2023, bij de jaarrekening 2023 ontvangt u de definitieve bedragen. Het budget voor Hulp bij Huishouden (HbH) in de programmabegroting 2023 bedroeg € 7.131.000. In dit bedrag was geanticipeerd op een stijgende vraag naar hulp bij huishouden vanwege de vergrijzing en omdat ouderen langer thuis wonen.

Bij de Perspectiefnota 2024 is dit budget verlaagd naar € 6.642.000 omdat er minder HbH ingezet kon worden door het personeelstekort bij aanbieders en de wachtlijsten bij het afhandelen van aanvragen bij de gemeente. De verwachte uitgave over 2023 voor hulp bij huishouden bedraagt € 6.405.348
De definitieve resultaten worden gepresenteerd in de jaarrekening. Er kunnen kleine afwijkingen zijn omdat de finale afrekening met aanbieders nog wordt afgerond.

  1. Hoe verhoudt zich hetgeen begroot is per klant, en wordt de schaarste evenredig over alle klanten verdeeld. Hoeveel lopen de percentages uiteen als dat niet het geval is?

Inwoners kunnen het hele jaar door een aanvraag doen voor hulp bij huishouden indienen bij de gemeente. Het aantal uren hulp bij huishouden wordt bepaald op basis van een richtlijn voor het indiceren en een gesprek met de inwoner. Zo zorgen we er voor dat we inwoners in gelijke situaties gelijk behandelen. Daarna wordt de inwoner gekoppeld aan de aanbieder van voorkeur.

Als de inwoner geen voorkeur heeft wordt de inwoner gekoppeld aan de goedkoopste aanbieder. Wij vertellen inwoners dat aanbieders wachtlijsten hebben. Als de aanbieder van voorkeur een lange wachtlijst heeft kan dat betekenen dat de inwoner langer moet wachten. Dat bespreken we met de inwoner.

Bij inwoners waar de hulp bij het huishouden al is gestart verdelen aanbieders tijdens vakantieperioden of bij vacatures in het team de beschikbare uren zo passend mogelijk over de cliënten. Uiteraard gebeurt dit in overleg met de inwoner. Dit betekent soms dat de hulp korter komt of tijdelijk één keer in de twee weken komt.

In het algemeen streven aanbieders er naar eerst de indicaties van bestaande cliënten volledig te leveren voordat er nieuwe cliënten worden aangenomen.

 

antwoorden-college-amstelveen-vragen-wmo-huishoudelijke hulp

50PLUS herkent helaas het ‘overleg met de inwoner’ niet, net zo min als het “tijdelijk leveren van hulp één keer in de twee weken.”

2A – onze aanvullende vragen:

  • Kunnen wij over 2023 een opgave krijgen van de ingeschakelde aanbieders, het aantal geïndiceerde uren, en welk percentage daarvan per aanbieder ook is geleverd?
  • U geeft aan dat het verdelen in geval van tekorten door aanbieders wordt gedaan in overleg met de inwoners. Zijn er afspraken gemaakt met de aanbieders op basis van welke criteria zij met inwoners in overleg gaan over aanpassing/vermindering?
  • Wordt de instemming/toestemming van de inwoner schriftelijk vastgelegd? Is het reëel dit in overleg met de inwoner te doen wanneer een deel van de doelgroep daar wellicht niet redelijk toe in staat is (denk aan licht dementerende cliënten)?
  1. Wie bepaalt de urgentie/planning en op basis van welke criteria?

De urgentie wordt bepaald bij de behandeling van de aanvraag door een indicatieadviseur Wmo. In urgente situaties zetten wij in overleg met de aanbieders zo snel mogelijk hulp in. Het gaat daarbij om inwoners die met een combinatie van problematiek kampen waardoor een vervuilde woning een ernstige bedreiging voor gezondheid en functioneren van de inwoner betekent. 

Als de cliënt al gekoppeld is aan een aanbieder en er doet zich een urgente situatie voor, dan zet de aanbieder zelf direct hulp in.

  1. Worden die criteria getoetst en zo ja door wie?

De aanvragen worden behandeld op basis van een richtlijn. Binnen het Wmo team wordt een vier-ogen principe gehanteerd bij de toepassing van de richtlijn als het om grote indicaties gaat. De kwaliteitsadviseur toetst deze aanvragen. Als inwoners het niet eens zijn met de beslissing over hun indicatie kunnen ze een bezwaarschrift indienen. Dit bezwaar wordt door een onafhankelijke bezwaarschriftencommissie behandeld.

De gemeente is op grond van artikel 6.1 lid 1 Wmo 2015 wettelijk verplicht om een toezichthouder aan te stellen. De Amstelland gemeenten hebben dit gezamenlijk belegd bij de GGD. De GGD doet calamiteitentoezicht, signaalgestuurd toezicht en toetst de kwaliteit van Wmo maatwerkvoorzieningen waaronder hulp bij huishouden.

We hebben het niet over nieuwe klanten, maar over bestaande. Het klopt in onze ogen niet dat de medewerker van het zorgkantoor zelf bepaalt of er wel of geen hulp geleverd wordt. Onze ervaring is dat de manager van het betreffende kantoor namelijk deze beslissing neemt. In onze ogen is dat niet de juiste persoon die zou mogen beslissen of iemand wel of geen hulp ontvangt.

4A – onze aanvullende vraag: rapporteert de GGD over haar toetsingsactiviteiten voor de kwaliteit van de hulp bij huishouden? Zijn de resultaten daarvan te delen met de gemeenteraad?

antwoorden-college-amstelveen-vragen-wmo-huishoudelijke hulp

  1. 50PLUS hoort graag of er extra acties lopen om dit probleem structureel op te lossen, en hoe verloopt de bijsturing daarop?

Er is een aanzienlijk personeelstekort voor hulp bij huishouden. Dit is een hardnekkig probleem wat niet makkelijk op te lossen is. Dit speelt in heel Nederland. Dat ligt niet alleen aan te weinig mensen. Het tekort aan kinderopvang speelt ook mee. Verder is het zowel fysiek als sociaal zwaar werk, dat niet voor elke werkzoekende haalbaar of interessant is.

Vanuit de gemeente ondernemen wij nu het volgende:

A. Via het project “Dichterbij dan je denkt” worden er banenmarkten georganiseerd en inloopspreekuren in buurtcentra om inwoners te interesseren voor vacatures voor o.a. hulp bij huishouden of om meer uren te gaan werken. Aanbieders zijn als gecontracteerde partij verantwoordelijk om de opdracht van de gemeente kwantitatief en kwalitatief conform de afgesproken eisen uit te voeren. De gemeente probeert hier in mee te denken en te helpen waar mogelijk.

B. In samenwerking met aanbieders en het Werkplein AA onderzoeken we of we de taaleis voor Hulp bij Huishouden kunnen versoepelen. Nu is er de contractuele eis dat de hulpen Nederlands spreken. We willen een pilot doen met enkele aanbieders om dit te versoepelen. Dit doen we uiteraard alleen als de inwoner instemt met een anderstalige hulp.

B1 – onze aanvullende vraag: Kunt u concreet aangeven wanneer deze pilot zal starten, voor hoe lang, en bij welke resultaten de pilot wordt omgezet naar een definitieve versoepeling?

C. We onderzoeken of we de wachtlijst kunnen centraliseren bij het Wmo team. Op dit moment wordt de inwoner gekoppeld aan een aanbieder en beheert elke aanbieder de eigen wachtlijst. We monitoren dat maandelijks. De contractmanager heeft op regelmatige basis evaluatie gesprekken met de aanbieder. Bij een centrale wachtlijst kunnen we inwoners die lang wachten makkelijker koppelen aan een aanbieder die wel plaats heeft. Dit doen we uiteraard in overleg met de inwoner. We verwachten dat de inzet van hulp hierdoor effectiever wordt.

Het voordeel is ook dat aanbieders beter kunnen plannen, waardoor de reistijd voor medewerkers korter wordt en er meer inwoners hulp krijgen. In andere gemeenten heeft een centrale wachtlijst een positief effect op de wachtlijsten en ook aanbieders zijn positief over deze manier van werken.

E. We onderzoeken of we de “Handreiking normenkader Huishoudelijke Ondersteuning” protocol[1] voor het indiceren van Hulp bij Huishouden kunnen introduceren. Dit protocol wordt nu al door bijna driehonderd gemeenten toegepast, en houdt meer rekening met de indeling en het gebruik van de woning. Hierdoor kunnen we hulp doelmatiger inzetten omdat het HHM protocol concreter en duidelijker is. Voor de aanbieders is het daarom duidelijker waarvoor de indicatie afgegeven is, wat de samenwerking ten goede komt. En het verbetert ook de samenwerking en communicatie met inwoners en netwerkpartners.

E1 – onze aanvullende vraag: Wanneer denkt u hier een beslissing over te nemen?

  1. Is het college bekend met het gegeven dat, ondanks het niet leveren van huishoudelijke hulp, de maandelijkse inning van €19,00 gewoon doorloopt?

De eigen bijdrage voor inwoners (abonnementstarief) geldt voor meerdere individuele voorzieningen van de Wmo. Als inwoners ook gebruik maken van b.v. een hulpmiddel[2] of dagbesteding dan loopt de eigen bijdrage door, ook als de hulp bij huishouden niet wordt geleverd.
Dit is de meest voorkomende reden dat de inning van de bijdrage doorloopt.

De tweede reden is dat de eigen bijdrage niet is opgebouwd uit een bedrag per keer dat de hulp komt. De bijdrage wordt namelijk per kalendermaand berekend. Ook als er in één maand maar één keer hulp bij huishouden wordt geleverd ipv de geplande vier keer, dan is de inwoner verplicht de eigen bijdrage te betalen. [3]

De eigen bijdrage kan stopgezet worden op het moment dat iemand langer dan één kalendermaand geen gebruik maakt van individuele Wmo-voorzieningen. Het rijk heeft het tarief met ingang van 1 januari 2024 verhoogd naar € 20,60 per maand.

  1. Is het college het met ons eens dat dit onrechtmatig is en dat dit bedrag automatisch teruggestort zou moeten worden aan de cliënten?

Zie ook antwoord 6, er is geen sprake van onrechtmatigheid. Als inwoners desondanks veronderstellen dat de eigen bijdrage ten onrechte in rekening wordt gebracht kunnen zij contact opnemen met de afdeling Wmo via het Sociaal loket. De situatie wordt dan onderzocht. Als blijkt dat de eigen bijdrage inderdaad ten onrechte betaald wordt, kan dit rechtgetrokken worden via het CAK.

  1. Als de inning inderdaad doorloopt hoe zit het dan met de bijdrage die door de gemeente wordt verstrekt? Op basis waarvan vindt de vergoeding plaats: is dat op daadwerkelijk gerealiseerde uren of vooraf ingeplande uren?

Wij betalen alleen de feitelijk geleverde uren.

  1. Hoe wordt de inning versus vergoeding inzichtelijk gemaakt, de bijdrage wordt immers gewoon geïnd waardoor het lijkt of alle huishoudelijke werkzaamheden gewoon worden uitgevoerd.

Zie ook vraag zes en acht. Er zijn twee financiële stromen, nl. de vergoeding die de inwoner aan het CAK betaalt en de declaraties die de aanbieders bij ons indienen. Die staan los van elkaar. Wij betalen geen uren die niet worden geleverd b.v. vanwege personeelstekort of uitval door ziekte. De gemeente controleert of aanbieders de afgesproken prestaties leveren en correct bij ons factureren. Hier is afgelopen twee jaar veel aandacht voor geweest. Wij monitoren dit via steekproeven en controles.

 

[1] Dit protocol is ontwikkeld door bureau HHM.
[2] Voorbeelden van hulpmiddelen: traplift, rolstoel, woningaanpassing.
[3] Het Wmo vervoer heeft een aparte eigen bijdrage systematiek. 

Antwoorden Wmo-huishoudelijke hulp ouderen blijven uit

Op 18 september jl. en op 17 oktober jl. stelde 50PLUS vragen aan het college over het uitblijven van huishoudelijke hulp. Antwoorden zijn echter nog niet gegeven.

Bericht van uitstel
Als reactie op de gestelde vragen van 18 september ontving 50PLUS op 9 oktober wel een bericht van uitstel. Daarin werd aangegeven dat het beantwoorden van de vragen niet gehaald kon worden binnen de reglementaire termijn van 30 dagen. Vervolgens stelde de fractie op 17 oktober aanvullende vragen.

Verbazing
Ondanks het tussentijds doen van navraag zijn er nog steeds geen antwoorden ontvangen. Ook een termijn waarop beantwoording wél tegemoet kan worden gezien werd niet gegeven.
Dit zorgt voor verbazing bij Emiel Sjaardema.
“Het bevreemdt ons dat er voor deze, in onze ogen toch zeer belangrijke vragen, geen aandacht lijkt te zijn. Ook kan het niet zo zijn dat voor het beantwoorden van vragen een reglementaire termijn van 30 dagen is afgesproken, maar bij een bericht van uitstel geen termijn wordt genoemd. We zijn inmiddels wel ruim vier maanden verder!” aldus de fractievoorzitter.

Geen hulp, wel innen?
Nadat 50PLUS ter ore was gekomen dat huishoudelijke hulp bij ouderen achterwege bleef en er geen duidelijke planning werd afgegeven wanneer men wél hulp zou krijgen was dat reden tot het stellen van vragen, zeker omdat er wel maandelijks een bedrag van €19,00 wordt geïnd.

Bijdrage gemeente
Als de inning inderdaad doorloopt hoe zit het dan met de bijdrage die door de gemeente wordt verstrekt? Op basis waarvan vindt de vergoeding plaats: is dat op daadwerkelijk gerealiseerde uren of vooraf ingeplande uren?
50PLUS hoort graag of er extra acties lopen om dit probleem structureel op te lossen, en hoe de bijsturing daarop verloopt.

31-januari-2024-tariefverhogingen-en-meer

Raadsvergadering Amstelveen: punten en stemmingen

31 januari 2024
Tijdens de Raadsvergadering kwam een aantal zaken ter sprake én ter stemming. Wat waren onze redenen om voor of tegen te stemmen?

2.1 regels standplaatsen en vergunningen Amstelveen 2024 – voorgestemd
Met een gemiddelde van één standplaats per wijk, met als uitschieter het Kostverlorenhof met vier en Waardhuizen helemaal geen, kan natuurlijk niet waar zijn.
Ook in het uitsterfbeleid op het stadshart kunnen wij ons niet vinden. Om die reden zijn wij mede-indiener van de motie ‘Aanpassing standplaatsenbeleid’. Wij zijn verheugd met de toezegging van de wethouder.

3.1 derde wijziging naheffingsaanslag – tegengestemd
Net als bij de eerste en tweede wijziging tegengestemd, en komt er een vierde wijziging dan stemmen we wéér tegen.

3.2 parkeren Krijgsman:– tegengestemd
(In het bestemmingsplan Amstelveen-Zuid-Oost 2015 heeft de raad medewerking verleend aan de omzetting van de bestemming Bedrijf naar Kantoor op deze locatie. Hiervoor geldt een hogere parkeernorm. In overleg met de eigenaar is een permanente oplossing gevonden voor 135 parkeerplaatsen via een inpassingsontwerp. De verwachting is dat de raad hier geen bezwaar tegen heeft.)
De tijdelijke P + R-locatie vervalt als gevolg hiervan. Die wordt veel gebruikt door mensen die samen ergens naartoe gaan. Deze plek ligt vlak bij de A9, schuin tegenover het KPMG-gebouw.

3.3 vervangende nieuwbouw Kostverlorenweg 14 – voorgestemd
3.4 nota bodembeheer – voorgestemd

3.5 verhoging van het Wmo-abonnementstarief – tegengestemd
50PLUS Amstelveen is principieel tegen de verhoging van het Wmo-abonnementstarief aangezien dit een tarief is dat al bij 1 uur geleverde zorg in rekening mag worden gebracht. De verhouding tussen geleverde uren en kosten kan dus behoorlijk zoek zijn.
(Dit heeft ook te maken met onze vragen over huishoudelijke hulp van oktober 2023 die hopelijk snel beantwoord worden.)

3.6 actieplan dementie – voorgestemd
Uiteraard. Daar hebben wij immers aan bijgedragen.

31-januari-2024-raadsvergadering-stemmen-cargo

4.4 geen reclame maken voor fossiel (motie CU) – tegengestemd
50PLUS Amstelveen is tegen het steeds opnieuw verder tussentijds aanscherpen. We zijn nu simpelweg nog niet in staat om alles versneld uit te faseren vanwege het nog ontbreken van voldoende alternatieven.
Op deze manier worden we allemaal op steeds hogere kosten gejaagd zonder dat we de werkelijkheid veranderen. Nog altijd vliegen we massaal, en worden zomerse groenten ‘s winters in kassen verbouwd, of ingevlogen.